naar 't gebod niet geluisterd; hij had
zelfs in de burgerwacht zijne kans voorbij gekeken. En nu was hij oud.
Nu was het te late. In de burgerwacht, door onlangs gestemde wetten
heromgewerkt, zou hij nooit binnengeraken. Zijn troost berustte
sindsdien op een militair uiterlijke, dat hij bijna verkrijgen kon, dank
zij een gestadige aandacht, een koppige inachtneming. Hij droeg schoenen
met hooge hielen. Hij gaf jaarlijks een rond sommetje om eerevoorzitter
van een oud-korporalenkring te blijven. Zijne kravatspelde was een
gouden kanon met allerliefste diamanten wielkens. Hij had een breeden
ring met een miniature van Leopold I, en binnenwaarts had hij er in
gothische lettertjes doen graveeren: "Pour Dieu, pour le Roi et pour la
Patrie."
Hij sprak grof en probeerde altemets brutaal te zijn.
--Wel--Heere, zei mevrouw Devleeschhouwer, ge vindt het hier aan tafel
wel goed dat men de kinderen afbeult ter schole, en als de jongen
hoofdpijn heeft, zijt-de al seffens zelve aan het janken....
--Eulalie! berispte mijnheer Devleeschhouwer.
Hij en noemde in gezelschap maar ten uiterste zijne vrouw bij haren
voornaam. Zij en mocht hem in zijne weerdigheid niet kwetsen. Maar
Eulalie was een zeer lichtzinnig oud wijveken, met een bijtend karakter
en sluwe manieren. Zij heette haren vent kortaf Nestor. Hij ware
gelukkig geweest, als zij hem op soiree had willen aanspreken met een
deftig "mijnheer Devleeschhouwer".
--Mijn advies is ook dat men streng moet zijn, sprak Rik.
Hij wendde zijne oogen zijwaarts op naar Ursule. Geheel zijn glad,
vierkantig aangezicht lijnde omlage naar 't puntje van zijnen neus, en
zijn tonge sleerde tweemaal overentweer langs zijne droge lippen. Omdat
Ursule zijn gezegde met ruste liet, hief hij met een schokje zijn hoofd
omhooge en zijn mond viel open in een hatelijken grijns:
--Wat een woord niet taken wil, taakt de zweepe!
Ursule zei:
--Vader, ge moet zachte zijn....
Hij droop haast weg in zijnen stoel en bleef er koes ineengedrongen,
endelijk toch schokschouderend en zijn kinne met een koppigen ruk
opduwend. Bella bracht het gesprek op een ander onderwerp, en vroeg,
zoeterig lachend, aan Goedele of Sebastiaan nu wat van zijn reis
vertellen mocht.
--Dwing hem met uw lieve handjes.
Ze schetterde en vond hare eigen woorden dol leuterig, en gilde in een
lachbui:
--Ma chere!
Marie bracht de soep, die al zeere op de tafel, in elkendeens schotel,
te dampen stond. De lepels begonne
|