t vind ik juist zoo'n schoon stuk!
Sur la rive solitaire,
Loin de toi je desespere....
Het is fijne muziek, Bella.
Mijnheer Devleeschhouwer vond ook dat het fijne muziek was, en dat zij
best dees lied zou kiezen. Juffrouw Bella verkoos echter "Les petits
paves". Dat was aandoenlijke zang, en Alfred kon ook geen ander
fatsoenlijk begeleiden.
Ze zong met een aangename stem, niet zonder eene gevoelerige
gemanierdheid nochtans. Ze bleef altemets aandringen op een toon en
maakte dramatische effecten daarmee, den klank warm en vol afrondend
in den beginne om hem naderhand te doen uitsterven in smachtende
halve-tinten. Als ze, bedrogen door heur eigen spel, hare oogen voelde
nat worden, neep ze die halvelings toe, zoodat het licht op hare wimpers
in de tranen fonkelde. Erdoor waterden hare bezweken blikken zijwaarts
toe naar Sebastiaan, en hare woorden trilden in deze stonde waarachtig
van hopelooze droefenis. Bij de laatste strofe zonken hare armen neere,
en binst de endakkoorden van 't klavier bleef ze nog staan, en haar
gezichte bewaarde swijlens zijne smartelijke uitdrukking.
--Bravo! bravo! riep mijnheer Wilder.
Elkendeen juichte haar toe.
--Wat een allerliefste stem! zei Ursule.
--En hoe zij die te leiden weet! zei mijnheer Vrebos.
Mijnheer Devleeschhouwer peuterde aan zijn baardje en knikte goedkeurend
en luisterde met welbehagen naar mevrouw Wilder, die de kwaliteiten van
dezen zang overschatte. In den grond hield zij er niet van: het lied was
lamlendig en eentonig, en het docht haar dat Bella lijk een ziekelijke
katte daar te miauwen stond.
--Het is heerlijk! zei ze en, met een veelbeteekenend stootje van hare
onderlip, lachte ze Bella toe.
Alfred droop naar zijne plaats terug en zat er, lijk te voren, met
roerlooze oogen te turen naar Goedele. Maar mijnheer Wilder gaf hem nu
duwkens in zijn zijde en fluisterde hem een breede uitlegging toe
omtrent allerlei mekanische tuigen. Mijnheer Wilder was eenigermate
onder den invloed van den wijn geraakt; zijn aangezicht vuurde lijk
laaie karbonkelgloed, en roode vlekken beglansden zijn bolle voorhoofd.
Het zwitsersch huizeken, dat Sebastiaan hem had meegebracht, kwam
gestadig voor zijn geest, en hij hoopte dat hij het straks aan Alfred
zou kunnen toonen. Hij wilde bij Alfred belang verwekken voor het
huizeken, omdat hij zelf 't zou te zien vragen. Hij wist dat Ursule hem
niet toelaten zou het uit te pakken, als hij er uit eigen beweging van
s
|