en woedenden
blik aanziende: "zullen wij vlag strijken, zonder die schooiers nog eens
de volle laag te geven?"
"Ja!" zeide Haentje, zijn hoofdman met bevreemding aanziende: "ik
begrijp niet...."
"Gij begrijpt niet?... Gij behoeft ook niets te begrijpen, domme ezels
die gij zijt," zeide Zwarte Piet, hen elk bij een arm nemende: "gij ziet
den man, die daar staat: zoo hij mij gelastte u beiden op te hangen, ik
zou het doen ook, voelt gij. Kom! kom! geen praatjes meer. Gij weet,
waar wij elkander terugvinden en maakt dat gij van hier komt, of ik zal
u beenen maken."
Hoewel de twee schelmen vrij wat forscher uiterlijk hadden dan hun
hoofdman, schenen zij echter gewoon van voor den zedelijken invloed des
laatsten hetzelfde ontzag te voeden, als deze wederkeerig aan den
vreemdeling betoonde: en, schoon eenigszins brommende en schoorvoetende,
trokken zij langs verschillende kanten het bosch in en weldra uit ons
gezicht.
"Is er nog iets van uw dienst, Kapitein?" vroeg de roover, zoodra zij
vertrokken waren, den vreemdeling beleefd naderende.
Deze vergenoegde zich met van neen te schudden.
"Indien gij mijn diensten noodig mocht hebben," vervolgde hij: "mijn
adres is altijd te bevragen bij Maaike Katers, in den Duivelshoek, te
Amsterdam."
Hier zweeg hij plotseling en sloeg een argwanenden blik op mij:
"Ik heb mij daar mooi verpraat," zeide hij: "maar!" hier werd de toon
zijner stem, die, zoodra hij tegen den vreemdeling sprak, beleefd en
welluidend was, weder kort en scherp: "Mijnheer! gij zijt gewaarschuwd,
voorzichtig te zijn."
"Ik zal dat alles wel schikken," zeide mijn redder. "Maak maar, dat gij
nu van hier komt, en gij zult niets te vreezen hebben."
De roover glimlachte op eene wijze, welke zien liet, dat hij geheel
tevreden gesteld was, boog zich en was spoedig uit ons gezicht.
NOOT:
[3] Zoo noemde men indertijd de taal, welke men sedert Hollandsch of nog
verkeerdelijker Nederlandsch genoemd heeft. Zoo zegt ook Krelis Louwen
in net blijspel van dien naam, II Bedrijf 10 tooneel.
We praeten ummers allemael Oprechte zuivre Duitsche tael.
Noot van den Uitgever.
* * * * *
ZESDE HOOFDSTUK.
WAARIN ONZE HELD VOOR DE TWEEDE REIS OP DENZELFDEN DAG GEVAAR LOOPT VAN
ZIJN HART TE VERLIEZEN.
Ik had dit gansche tooneel met een stomme verbazing beschouwd, onbekwaam
om de betrekking te verklaren, welke er tusschen mijn redder en den
hoofdman der roovers b
|