gevaardigden van zeven andere kerken uit tot
een samenspreking: "voor elk van die (Kerkgenootschappen) een afgevaardigde
en wel iemand die bevoegd zou zijn namens het Kerkgenootschap zich casu quo
te wenden tot de hoge overheid."
De eerste vergadering vond plaats op 25 juni. Vertegenwoordigd waren:
de Nederlandse Hervormde Kerk;
de Gereformeerde Kerken in Nederland,
de Christelijke Gereformeerde Kerk;
de Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband;
de Remonstrantse Broederschap;
de Algemene Doopsgezinde Societeit;
de Evangelisch Lutherse Kerk;
en het Hersteld Evangelisch Luthers Kerkgenootschap
Zoals blijkt uit de volkstelling van 1930 waren er in dat jaar in Nederland
2,7 miljoen Hervormden, 640.000 Gereformeerden en 270.000 leden van de andere
bovengenoemde Kerkgenootschappen. [2.1] De Rooms-katholieke Kerk deed dus
(nog) niet mee; ze was niet uitgenodigd.
Als voorzitter trad op prof. J.R. Slotemaker de Bruine. Al vrij spoedig daarna
zou hij moeten terugtreden wegens een ziekte, waaraan hij overleden is. Daarna
zijn onder anderen prof. P. Scholten, mr. J. Donner en dr. J.J.C. van Dijk
voorzitter geweest; de bezettende macht zorgde voor de roulatie: telkens werd
de voorzitter gevangen genomen.
Als secretaris van het Convent trad ds. K.H.E. Gravemeyer (geb. 1888) op,
een krachtige figuur, die op 1 april 1940 met de kleinst mogelijke meerderheid
was gekozen als secretaris van de Synode van de Ned. Hervormde Kerk. Eens zei
hij tegen een bezoeker: "We zijn er niet om de strijd (tussen Kerken en bezetters)
te voorkomen, maar om die goed te strijden". [2.2]
<36>
foto 4. Ds K.H.E. Gravemeyer
Ds. Gravemeyer zou tot aan het einde van de bezetting (met een onderbreking van
enkele maanden in 1942 wegens gijzeling door de Duitsers) secretaris van het
Convent - later Interkerkelijk Overleg genoemd - blijven. Hij heeft het verzet
van de kerken ten zeerste gestimuleerd.
Op de eerste bijeenkomst typeerde de voorzitter die als "officieus, informatorisch
en vertrouwelijk". Men zou elkaar kunnen voorlichten en inlichten en bij belangrijke
zaken in eenparigheid jegens de overheid handelen, teneinde aan het optreden der
Protestantse kerken in Nederland aldus meer kracht bij te zetten.
De meeste bleken echter aanwezig zonder uitdrukkelijke machtiging van hun kerk.
Zo was de Gereformeerde vertegenwoordiger, prof. H.H. Kuyper, wel voorzitter van
"Deputaten voor de correspondentie met de hoge overheid", maar - zoals al eerd
|