s
Touw. "De Synode had geen bevoegdheid kerkelijke beslissingen te nemen, maar
had alleen een administratieve en financiele opdracht. De grote roeping van
het belijden, getuigen en handelen der Kerk werd in de kerkelijke vergaderingen
niet aan de orde gesteld, en in elk geval kon daarover geen bindende beslissing
genomen worden".[1.24]
<31>
Twee uitzonderingen op deze regel van officieel-kerkelijke stilzwijgendheid
zijn te melden. Allereerst kreeg de Commissie tot de Zaken (het dagelijks bestuur)
van de Remonstrantse Broederschap een brief van de gemeente te Amersfoort waarin
verzocht werd om de Jodenvervolging in Duitsland op de agenda van de komende
Algemene Vergadering te plaatsen. De hoogleraar G.J. Heering stelde daarop
een resolutie op:
(...) Zonder voorbij te zien aan de schuld der wereld en onze eigen schuld in
deze loop van zaken, en open latende de vraag in hoever aan de houding der
getroffenen of aan die van hun geestverwanten of rasgenoten een en ander
verweten kan worden, op dit ogenblik kunnen wij slechts denken aan het onrecht,
dat geschiedt. Onrecht tegenover de pacifisten, tegenover de socialisten en
tegenover de Joden. (...) Het ergste is misschien, dat de Christelijke Kerk voor
het grootste deel zozeer de dienaresse is geworden van het nationalisme, dat zij
op enkele uitzonderingen na zwijgt, of instemming betuigt. [1.25]
De overgrote meerderheid van de Vergadering stemde met Heering in. "Het was een
uitspraak voor intern gebruik, maar het bleef een uitspraak", aldus Van Roon.
Ten tweede werd er een motie aangenomen door de Nederlandse afdeling van de
World Alliance for International Friendship through the Churches:
"De Nederlandse Afdeling van de Wereldbond tot het bevorderen van een goede
verstandhouding tussen de volken door de kerken, bewust van zijn doel om de
vriendschappelijke verhouding tussen de volken te bevorderen en overtuigd, dat
deze ernstig geschaad wordt door de maatregelen in Duitsland genomen en uitgevoerd
tegen de Joden, die mede verklaard kunnen worden als uiting van rassenhaat,
verzoekt het dagelijks bestuur om zich over deze maatregelen uit te spreken en
verder alles te doen wat in zijn vermogen is om in overeenstemming met de beginselen
van de Wereldbond en zijn doel de spanning en de ergernis weg te nemen, die door
die maatregelen in Nederland en in de gehele beschaafde wereld zijn gewekt,
en om mede te werken tot het doen ontstaan van die verhouding die volgens het
C
|