van ons zakgeld een gift in het
zendingsbusje te doen. Waarop mijn broer protesteerde: "Dan worden de heidenen
bekeerd door onze zonden". Toen zag moeder verder van de methode af.
<20>
Als je middelbaar onderwijs mocht volgen, diende dat het liefst Christelijk
onderwijs te zijn. Ik ging dus naar Arnhem, ook al was de "neutrale" HBS in
Wageningen dichterbij. Je las een Christelijk dagblad - bij ons thuis: de Standaard.
Men stemde op een Christelijke politieke partij; Gereformeerden werden geacht
op de Anti-Revolutionaire partij van Colijn te stemmen.
Tegenwoordig noemt men deze eenvormigheid "de verzuiling" [1.11] en nu hebben
we oog voor de negatieve kanten van het verschijnsel. Weinige zagen die toen.
Sommige aspecten ervan werden als positief ervaren en ze zouden tijdens de oorlog
van waarde blijken. De sterke verbondenheid met de eigen groep gaf een zeker
zelfvertrouwen; de eigen organisaties leverden het raamwerk voor de opbouw van
een verzetsbeweging; de eigen "nestgeur" zou een belangrijk hulpmiddel blijken
te zijn bij het vaststellen wie er te vertrouwen was en wie niet.
Zo belde tijdens de oorlog de K.P. (knokploeg)-leider Johannes Post eens aan
bij een politie-agent in Groningen en vroeg diens medewerking voor een verzetsdaad.
Post kon zich niet legitimeren en de ander wantrouwde hem: de onbekende kon
immers een provocateur zijn. Het was etenstijd, en Post werd aan tafel genodigd.
Hij schikte aan en zag, hoe de vrouw des huizes een bijbel klaarlegde. "Zijn
jullie Gereformeerd?", vroeg Post. "Ja", was het antwoord. Waarop Johannes zei:
Ik ook; ik ben ouderling in een dorp in Drenthe". De gastheer reageerde met
de woorden: "Wilt U ons dan voorgaan in gebed?" Johannes bad. En de gastheer
wist nu heel zeker: "deze man is een broeder (geloofsgenoot)". Na het eten werden
er zaken gedaan.[1.12]
Maar Duitsland was in de jaren dertig onze vijand nog niet; integendeel. Ons
gezin, maar ook de familie (ooms en tantes die in de buurt woonden; mijn moeder
had tien broers en zusters) was pro-Duits. Ten eerste omdat we vonden dat de
Duitsers bij de vrede van Versailles, in 1919, onbillijk behandeld waren, ten
tweede omdat we een hekel aan de Engelsen hadden. Die hadden immers de Boeren
in Transvaal en de Oranje-Vrijstaat geknecht. De boeken van L. Penning over de
heldhaftige strijd van de Boeren tegen de trouweloze Britten werden vlijtig
gelezen en hadden grote invloed.
Onze sympathieen en die van de overgrote meerderheid
|