uggetje kom-je van daar in 't open
veld.--THOMAS: Ja, dat weet ik.--ANSELMUS: Al lang liep het gerucht en
't praatje onder de boeren van die plaats, dat bij dit bruggetje een
spook werd opgemerkt, waarvan men zoo nu en dan de klagende jammerkreten
kon vernemen. Men vermoedde dat 't de ziel van den een of ander was die
door vreeslijke pijnigingen werd gekweld.--THOMAS: En van wien ging dat
praatje uit?--ANSELMUS: Wel, van wien anders dan van Polus? Dat was het
voorspel van zijn stuk.--THOMAS: Hoe kwam hij er zoo op om dat alles te
verzinnen?--ANSELMUS: Weet ik? Of 't moet zijn omdat 't een
eigenaardigheid van hem is. Hij houdt er van met de domheid van 't volk
door zulke spelletjes den spot te drijven. Laat ik je eens vertellen wat
van dien aard hij onlangs heeft uitgedacht. Gezamenlijk reden wij in nog
al grooten getale te paard naar Richmond. Daar waren er onder, die je
kloeke mannen zoudt kunnen noemen. Het was een prachtige, heldere hemel,
door geen wolkje verduisterd. Terwijl aller oogen naar den hemel gericht
waren sloeg Polus over zijn voorhoofd en zijn borst een kruis en terwijl
zich op zijn gezicht schrik afteekende, sprak hij half luid in zich
zelf: "God Almachtig, wat zie ik daar?" En aan zijn gezellen die 't
dichtst bij hem reden en hem vroegen wat hij zag, zei hij terwijl hij
nog grooter kruisteekens maakte: "Moge de genadige God dit teeken
afwenden." Toen allen aandrongen om toch te weten te komen wat er was,
zei hij met star op den hemel gevestigde blikken en terwijl hij met zijn
vinger een plek aan den hemel wees: "Ziet ge daar dan niet dien
ontzaglijken draak met vurige horens gewapend en met zijn staart in een
kring gedraaid?" Toen allen zeiden dat ze niets zagen en hij zei dat ze
dan toch hun oogen goed moesten inspannen en hij hun intusschen de plek
bleef aanwijzen zei eindelijk een dat hij 't ook zag, om niet den schijn
te hebben dat hij slechte oogen had. Een tweede volgde hem na en nog
weer een. Want deze schaamde zich niet te zien wat voor anderen zoo
duidelijk scheen te zijn. Om kort te gaan: binnen een drietal dagen was
't gerucht als een loopend vuurtje door geheel Engeland verspreid, dat
zich zulk een verschijning had vertoond. Verwonderlijk evenwel is het,
hoeveel er in den mond van 't volk niet bijgekomen was. Ook waren er die
in vollen ernst gingen uitleggen wat 't wonderteeken eigenlijk moest
beduiden. Natuurlijk had hij die 't geheele stuk in elkaar gezet had
ontzaglijk veel schik in de dom
|