en voetstuk stelde. Zij voelden een wrevel tegen hem groeien
in hun binnenste; naast 't samenleven met Therese kwam door de nieuwe
wending die hij bewust aan zijn leven gaf, een tweede kiem van
vervreemding, die voor de vriendschap op den duur doodelijk moest zijn.
Intusschen zette hij zijn "innerlijke hervorming" ook door in wat zijn
uiterlijk betrof. Hij had besloten zich vrij te maken van de tyrannie
der openbare meening, naar eigen inzicht en wensch te leven; dit sloot
in dat hij zich niet langer stoorde aan de tyrannie der mode. Hij
schafte de kostbare en omslachtige kleedij af, zonder welke niemand
zich in de groote wereld plagt te vertoonen: de gepoederde pruik, de
kuitenbroek, de degen; hij verkocht zijn horloge. Voortaan was zijn
kleeding die van een eenvoudig burgerman. In 't eerst kon hij nog geen
afstand doen van zijn mooi fijn linnengoed, de eenige luxe waaraan hij
gehecht was, maar een dief--waarschijnlijk een broer van Therese--hielp
hem daar weldra van af.
Ach, had hij de maatschappelijke verhoudingen die hem drukten en
knelden, maar even gemakkelijk kunnen afwerpen als de gegalloneerde
jas en uittrekken als de gegespte schoenen die de smaak van den dag
voorschreef! Hij wilde alleen zijn om te werken: men liet hem niet
alleen. Hoe zonderlinger hij deed, des te meer kwam hij in de mode: aan
de Parijsche wereld was immers alles welkom, wat afwisseling bood en
door te prikkelen vermaakte. Men verdrong zich om hem, men maakte hem
't hof, de vrouwen gebruikten duizend listen om hem op hun diners te
krijgen. Hoe halsstarriger hij zich terug trok, des te meer hielden zij
aan. Hoe stuurscher hij deed, des te vriendelijker werden zij. Het was
toen de gewoonte der groote heeren de schrijvers en kunstenaars te
overladen met geschenken; deze namen daardoor natuurlijk verplichtingen
op zich tegen hun "begunstigers," die maar een doel kenden: de hen immer
najagende verveling te ontvlieden; daartoe moest iedereen en alles
dienen; daartoe ook, ja vooral, de geest en het talent van hunne
beschermelingen. Zij hadden immers 't recht daarop beslag te leggen door
hunne gunsten--zoo voelden zij 't, zoo was het ook. Hun proteges moesten
ten allen tijde klaar staan om bij hen te komen, om eindelooze
gesprekken met hen te voeren, om hun verstrooiing en afleiding te
bezorgen. Alles wat begeerlijk was behoorde hun immers toe. Zij konden
alles koopen, waarom dan ook niet dit?
Arme Rousseau! Hij voelde al de ellende die 't aann
|