ewoog die duizend vervelende
hoofdstukken te schrappen.
Twee zulke marine-specialiteiten zullen gewoonlyk bestaan uit twee ...
FRITSJENS. Zelden uit een admiraal van de soort als die ik liever aan
het hoofd van de vloot zag, met een FRITSJE tegenover hem. En nooit
uit _twee_ admiralen van dat gehalte. Mocht dit laatste _par
impossible_ 't geval eenmaal wezen, dan kan men verzekerd zyn dat de
een met monitors dweept, en dat de ander, op 't voorbeeld van den
Amerikaan FERRAGUT, zich schamen zou _to fight on the bottom of a
teakettle_. In een zaak evenwel zullen die heeren 't eens zyn, in
tegenzin elkaar te enteren voor 't plezier van zes dozyn landkrabben
die geen marlpriem kunnen onderscheiden van 'n borduurnaald.
Doch, zullen sommigen meenen, het nut der debatten tusschen
specialiteiten in de kamer gaat misschien niet geheel te-loor. Ze
worden ook _buiten_ de Kamer gehoord ...
Niet zoo goed als wanneer ze buiten die Kamer gevoerd waren, in welk
geval de onderwerpen grondig, monografisch, en van politieke "smetten
vry" konden behandeld worden. Deze drie epitheta namelyk duiden de
tegenstelling aan, van de belemmeringen _in_ de Kamer, die ik trachtte
te schetsen.
Wie overigens, ter verdediging van het nut der specialiteiten in 'n
parlement, zich beroept op de mogelykheid dat _niet alles_ verloren
gaat wat ze daar ten-beste geven, heeft toegestemd wat ik bewyzen
wilde.
Ik mag dit kapittel niet sluiten zonder de opmerking dat de
gegrondheid myner overtuiging op dit stuk, gestaafd wordt door de
Geschiedenis. Nooit dan in de tyden van voorbygaande beroering, waren
_zeer_ uitstekende mensen--dusgenaamde "groote mannen"--leden eener
politieke vergadering. In dit feit ligt de resumtie der oorzaken
waarom ook _gewoon_-uitstekende mensen--vak-specialiteiten--niet op
hun plaats zyn in 'n volksvertegenwoordiging. Zoodanig kollegie geeft
aanhoudend blijk, niet zoozeer te beantwoorden aan de roeping om
kapaciteiten aantewerven--wat dan toch, oppervlakkig beschouwd, de
eisch wezen zou--dan wel om te voorzien in de behoefte aan 'n terrein
waarop middelmatigheden voor kapaciteiten kunnen doorgaan. Wie veel
bezit, associeert zich niet. En wie inderdaad iets is ...
--Niet waar, 'n mens moet _iets_ zyn, roept men ons uit den hemel toe
...
We herkennen de stem des zaligen Barons VAN EEN-OF-ANDER. En we geven
hem volkomen gelyk. Een mens moet _iets_ zyn. Zeker, zeker, men moet
_iets_ zyn! Maar juist daarom komt het me voor, d
|