g, die op luid applaus door de
samengeschoolde menigte begroet werd; reeds 's avonds droeg men in Brussel
uitsluitend zwart-rood-gele linten. Van dit oogenblik af nam de beweging
een Belgisch karakter aan.
Gezien de achteloosheid der overheden besloten enkele krachtdadige burgers
ernstige maatregelen te nemen om de orde te herstellen. Zij verkregen van
den gouverneur de herinrichting eener nieuwe burgerwacht, daar de
bevelhebber der oude nergens te vinden was. Reeds waren 's namiddags 300
burgers op de Groote Markt vereenigd en gewapend, en hun getal klom 's
anderendaags tot 2000; meest alle de Franschen, die zich in groot getal te
Brussel bevonden, namen plaats in de rangen der wacht en verkregen, daar
zij oud-gedienden waren, een of ander bevelhebberschap. Aan het hoofd werd
de volksgeliefde Baron Emmanuel d'Hoogvorst geplaatst, onder wiens bevelen
de dappere generaal Van der Smissen en de oud-officier uit Oost-Indie,
Karel Pletinckx, stonden; beiden vroeger uit den dienst getreden, de eerste
wegens eene beenbreuk, de andere bij gebrek aan bevordering.
De benden van het gepeupel achtervolgden eischend en dreigend de
burgerwacht, zoodat den 27en 's avonds, bij het zicht der nieuwe
gewelddaden dezer plunderaars en brandstichters, twee burgernachtronden op
hunne woeste groep schoten, wat hun niet weinig schrik inboezemde.
Het gemeentebestuur, dat overigens even min kloekmoedigheid betoonde als de
regeeringspersonen, had nochtans de belasting op het gemaal afgeschaft.
Baron d'Hoogvorst en Graaf de Bijlandt vaardigden den 28en, wanneer de rust
eenigszins hersteld was, elk eene proclamatie uit, waarin beloofd werd dat,
"zoolang de goede orde, welke door de burgerwacht gewaarborgd was, niet
gestoord werd, de versterkingstroepen die men verwachtte, de stad niet
zouden binnendringen." Dat was eene capitulatie voor de muiters.
Reeds waren de overheden zonder invloed; zij hadden niets meer te zeggen;
het kwartier-generaal der burgerwacht oefende reeds feitelijk de macht uit;
de hoofden der wacht weigerden zelfs met minister Van Gobbelschroy te
onderhandelen; en de dagbladschrijvers der oppositie, Jottrand, Ducpetiaux
en Lesbroussart, steunende op de misnoegden die grondwettelijke vrijheden
wilden veroveren en de Hollandsche overheersching afschudden, leidden op 't
Stadhuis de handelingen van Baron d'Hoogvorst. Den 28en 's avonds
vergaderden op 't stadhuis 50 notabelen, onder welke talrijke edelen als de
twee De Merode's, g
|