atregelen te treffen,
doch hij beging de ongelooflijke fout, op aanraden van Baron d'Hoogvorst,
er ook Sylvain Van de Wever en Rouppe in op te nemen.
Dienzelfden dag kwamen de afgevaardigden uit Den Haag terug; het onthaal
van het Hollandsche volk was zoo vijandig geweest, dat men een oogenblik
mocht vreezen voor hun leven. Op hun aandringen tot invoering der
ministerieele verantwoordelijkheid, verwijdering van minister Van Maanen,
rechtmatigheid in de benoeming der ambtenaren en in de verdeeling der
Staatsinstellingen, antwoordde hun Willem ontwijkend dat hij geen
beslissing kon nemen, die den schijn zou hebben afgedwongen te zijn. Tot
tranen bewogen, zeide hij: "Ik wil niet het bloed mijner onderdanen doen
stroomen; ik heb een afschuw van bloedvergieten. Maar ik zou Europa tot
spot verstrekken, indien ik met het pistool op de keel, week voor onzinnige
bedreigingen, voor klachten en grieven, die alleen bestaan in de
verbeelding van eenige ruststoorders." De vorst beloofde echter een
buitengewone bijeenkomst der Staten-Generaal tegen 19en September. De
minister La Coste hoorde zelfs met welwillendheid Gendebien's programma
eener vreedzame oplossing aan, door L. de Potter reeds vroeger in een brief
aan den Koning voorgesteld, namelijk _de onmiddellijke scheiding van Belgie
en Holland_, met den prins van Oranje als onderkoning of
luitenant-generaal. Dit werd het ordewoord der omwenteling. Nog in den
nacht van len tot 2en September zocht Gendebien, die, naar aanleiding van
de zending naar Den Haag, in 't Paleis in gehoor ontvangen was, den prins
tot dit denkbeeld over te halen, en durfde hem voorstellen om hem den
volgenden middag als Koning der Belgen te doen uitroepen. Prins Willem wees
dit voorstel van den huichelaar met verontwaardiging af: "Het nageslacht,
sprak hij, zal niet zeggen dat een Nassau de kroon van zijns vaders hoofd
rukte om ze op het zijne te plaatsen;" hij wilde geen ander rol vervullen
dan die van bemiddelaar.
's Anderendaags wandelde de prins in de Warande en in de omstreken; de stad
scheen rustig; hij gaf een groot gastmaal aan de voornaamste overheden,
onder welke ook d'Hoogvorst met zijne twee adjudanten, Rouppe en Van de
Weyer; in den avond kwam de bevolking, opgeruid door enkele Fransche en
inlandsche muiters, weer in beroering. Op de Groote Markt kreet men tegen
het niets-zeggend Verslag door de afvaardiging uit Den Haag meegebracht;
men scheurde het van de muren en verbrandde het met eene Pro
|