zoo pleegden zij een wezenlijken
Staatsgreep (12en April).
Maar, was het tweede ministerie van den Regent even machteloos en zonder
gezag als het eerste, het draagt nochtans de verdienste weg, het Congres
tot toenadering met de Londensche Conferentie overgehaald te hebben, en
Belgie een uitstekenden Koning geschonken te hebben. Minister Lebeau, een
knap redenaar en een behendig politicus, had, op 2en April, aan het Congres
laten inzien dat de diplomatische onderhandelingen, van het eerste
oogenblik, Belgie tegenover de Mogendheden gebonden hadden, en men dus de
tusschenkomst van de Conferentie in de buitenlandsche zaken moest
ondergaan. Aangespoord door Lord Palmerston en diens agent Lord Ponsonby,
die de candidatuur van den Prins van Oranje bepaald opgegeven had, stuurde
hij een deputatie van vier Congresleden naar Londen, bij prins Leopold van
Saksen-Coburg, den veertigjarigen weduwnaar der kroonprinses van Engeland,
om hem de Belgische kroon aan te bieden; tusschen de afgevaardigden
bevonden zich de hoofdman der katholieken, F. de Merode en pastoor De
Foere, die in 't Congres verzekerd hadden dat de keuze van eenen
protestantschen prins, gezien de bepalingen der Grondwet, hen niet deerde.
Den 22en April te Marlborough-House ontvangen, ontmoetten die
afgevaardigden zulke tegenwerpingen van wege den prins, dat Paul Devaux ze
op 10en Mei kwam vervoegen. Onderricht door zijne ervaringen tijdens de
onderhandelingen voor de Grieksche koningskroon, en geraden door zijnen
vriend baron Stockmar, stelde de voorzichtige Leopold de aanvaarding der
kroon afhankelijk van de overeenkomst van Belgie met de Mogendheden; hij
eischte dat men te Brussel vooreerst uitdrukkelijk het protocol van de
Conferentie van den 20en Januari zou aanvaarden, mits zich later, bij de
uitvoering, om betere voorwaarden te beijveren.
De Belgische afgevaardigden deden inzien, dat het Congres nooit in den
afstand der in de Grondwet vermelde provincien Limburg en Luksemburg zou
toestemmen, doch lieten voorzien dat Leopold, als koning, een voldoenden
invloed op de Kamers voor de oplossing van dit vraagstuk zou bezeten
hebben. Van eene onzekere kroon wilde de ervaren Leopold echter niet weten.
Middelerwijl worstelde het ministerie van den Regent tegen de inwendige
anarchie en vreesde de ophitsing tot den oorlog met het buitenland. De
Conferentie van Londen stelde aan de Belgische regeering den 1en Juni als
termijn voor de aanneming van het protocol, den 18
|