en Februari door koning
Willem onderteekend, en dreigde met vredebreuk in geval van weigering. De
Nederlandsche Vorst verwittigde haar insgelijks dat, indien zij op
bepaalden datum tot de grondslagen der scheiding, volgens het protocol van
20en Januari niet zou toegetreden zijn, hij zich vrij zou achten om voor
eigen rekening te handelen.
De oorlogspartij verhief dadelijk het hoofd op; uit vrees voor den krijg
ijlde Ponsonby naar Londen, en Belliard verwittigde Talleyrand, zoodat men
tot eenige toegeving aan de Belgen besloot, om Leopold's aanneming te
vergemakkelijken. Den 21en Mei beloofde dus de Conferentie onderhandelingen
met koning Willem aan te knoopen, om, mits een te bepalen koopsom, aan
Belgie het bezit van Luksemburg te verzekeren, maar men bleef aan den
gezetten termijn van 1en Juni vasthouden.
In de hoop dat de koningskeus een gunstigen invloed op de beslissingen van
de gevolmachtigden zou uitoefenen, besloot Lebeau, eerst tot de verkiezing
over te gaan. Hij deed dus, den 25en Mei, door 96 Congresleden de
candidatuur van Leopold voordragen; en ondanks de pogingen van de Fransche
partij om de verkiezing van den Duitsch-Engelschen prins te doen mislukken,
niettegenstaande hare razende aanvallen om het ministerie Lebeau omver te
werpen, werd de prins van Saksen-Coburg, na een tweedaagsche discussie, met
de groote meerderheid van 152 op 196 stemmen gekozen (4en Juni): aan de
Conferentie werd niet eens geantwoord. Een deputatie van 12 leden, met De
Gerlache aan het hoofd, werd belast die benoeming aan den prins aan te
kondigen; haar vergezelden Devaux en Nothomb, secretaris-generaal voor de
buitenlandsche zaken, om de Conferentie tot gunstige voorwaarden over te
halen.
* * * * *
De weigering der Belgen, om hunne aanspraken eenigermate te verminderen,
deed een oogenblik de hoop op eene vreedzame oplossing verliezen.
Talleyrand, door die halsstarrigheid ongeduldig gemaakt, kwam alweer met
zijn plan van verdeeling voor den dag; terwijl Leopold, door het Engelsche
Hof en Palmerston ondersteund, zich onverpoosd bemoeide om voor Belgie
aannemelijke voorwaarden te verkrijgen, zette Koning Willem onophoudend
zijne oorlogstoebereidselen voort; hij vroeg niets beter dan de afvalligen
de scherpte van zijn zwaard te doen gevoelen en gaf dus, den 22en Juni, aan
de Conferentie nogmaals te kennen, dat, indien de gevolmachtigden, ondanks
hunne stellig genomen verbintenissen, nalieten middel
|