efgetouwen en andere mekanieken stilvallen, de twee andere hunne
handelsvloot verhuizen of in hunne dokken verrotten.
Vlaanderens oeconomisch verval in 't bijzonder was zoo openbaar, dat zelfs
Louis-Philippe er de aandacht van Talleyrand op vestigde. Welnu, in plaats
van Vlaamsch-Belgie uit dien hachelijken toestand te redden, lieten de
verschillende besturen, die sedert October 1830 elkander opvolgden, deze
vroeger zoo welige streek, uit voorliefde voor den Waal, volkomen
verkwijnen.
Het door koning Willem gegraven kanaal van Terneuzen werd niet voltooid; de
haven van Oostende wachtte lang en vruchteloos naar verbetering; de
ontworpen vaarten in Vlaanderen en in de Kempen werden voor geruimen tijd
verdaagd. Terwijl het Walenland als in een net van Staatsspoorwegen
omwikkeld was, bleven West-Vlaanderen en Limburg er zonder; en de rijks- en
provinciestraten die tijdens het Hollandsch bewind zulke gunstige
uitbreiding genomen hadden, werden nauwelijks onderhouden. Aan het
Walenland werden de officieele toelagen voor allerlei openbare werken
kwistig uitgedeeld, maar Vlaamsch-Belgie en bepaaldelijk het Orangistische
Gent werden door de verfranschte bureaucraten te Brussel uit alle
gouvernementeele gunsten gesloten gehouden.
Men kende slechts de Vlamingen als 't er op aankwam om te betalen; dank zij
een gebrekkige kadastrale verdeeling werden de Walen, in zake
grondbelasting, in verhouding tot de Vlamingen op de onrechtvaardigste
wijze, lange jaren, begunstigd; Julius Vuylsteke heeft in zijn _Korte
Statistieke Beschrijving van Belgie_ de schreeuwende wanverhouding
aangetoond in de verdeeling der belastingen ten opzichte van de Waalsche
provincies en het Vlaamsche platteland. Ook de visscherij aan de Noordzee
liet men doodkwijnen, daar de Walen, die in de achtereenvolgende
ministeries alles beheerschten, schenen te vergeten dat Belgie een
Vlaamsche zeekust bezat, die geen mindere schatten bevatte dan de Waalsche
mijnen.
Doch deze verwaarloozing of ontkenning van de stoffelijke belangen van de
Vlamingen wordt nog in de schaduw gesteld, door de verdrukking van hunne
verstandelijke rechten.
Voor 1830 was er een algemeen geschreeuw in de rangen van de oppositie
opgegaan, toen Willem zijne taalbesluiten afgekondigd had, en de
advocaten-journalisten van Luik en Brussel hadden de regeering verweten,
dat zij het Nederlandsch aan de Walen wilde opdringen: een onjuiste
bewering. Maar nu, door eene soort van reactie tegen het
|