notabelen met gretigheid onthaald, doch de
volksvertegenwoordigers lieten het spoedig varen, bij het nieuws dat Gent
en Antwerpen niet verroerden.
Op dat oogenblik was de bestuurlijke scheiding van Noord en Zuid de eenige
passende oplossing. Levae, De Potter's briefwisselaar, Lesbroussart, zijn
vriend, L. de Potter zelf en tot Gendebien toe, kleefden dit denkbeeld
sterk aan. Trouwens, Gendebien had zich kunnen overtuigen dat de wil van
adel en geestelijkheid, die de Juli-omwenteling afkeurden, en van de
burgerij, die de voordeelen der aanwezigheid van een Hof niet verliezen
wilde, zich algemeen en krachtdadig tegen de Fransche inlijving verklaarde:
Lesbroussart schreef dat, indien de Koning wilde toegeven, "zijn stamhuis
nooit beter zou gevestigd geweest zijn." L. de Potter stelde zijn programma
op in de volgende bewoordingen: "De scheiding is nu een voltrokken feit,
dat gij, Belgen, aan uw toekomstig opperhoofd als eene voorafgaandelijke
voorwaarde van zijn koningschap moet opdringen. Daarna zult gij, gij
alleen, u eene Belgische grondwet geven die gij door den koning der
Nederlanden zult doen bezweren, wil hij koning der Belgen zijn. Zweert hij
niet, verklaart dan vrank en koen uwe volkomen onafhankelijkheid, en sticht
eene Bondsrepubliek."
* * * * *
Er bleef nu te zien, hoe de koppige en altijd weifelende Willem de
voorstellen waarmede de prins van Oranje belast was, zou ontvangen. Den 3en
September had hij met tegenzin het ontslag van Van Maanen onderteekend;
eene maand vroeger zou die beslissing alles weerom in rust gesteld hebben;
men eischte nu veel meer; toen dit nieuws den 6en te Brussel bepaald
vernomen werd, oefende het niet het minste uitwerksel uit. Wanneer den
kroonprins bij zijnen vader op het vrijwillig toestaan der bestuurlijke
scheiding krachtig aandrong, stuitte hij, niettegenstaande de toetreding
van de Belgische ministers De la Coste en Van Gobbelschroy, op eene
halsstarrige weigering; de Koning verschanste zich achter de verdragen van
1815 en de artikels 229 tot 234 der Grondwet, die de procedure bij geval
van noodzakelijke herziening nauwkeurig bepaalden. Hij weigerde zelfs den
prins met de ministers naar Brussel te laten terugkeeren, alhoewel deze, op
zijn hoofd, de herstelling der orde verzekerde, indien de Koning hem
volmacht gaf om naar goeddunken in 't algemeen belang te handelen.
Door op dit oogenblik de scheiding te verwerpen, heeft de Vorst, die ook
v
|