ijval te vinden, doch niet zonder
vooreerst tot de Belgen zijn wenschen voor hunne welvaart gericht te hebben
(25en October).
Het is anders ontegensprekelijk dat deze proclamatie den laatsten slag
toebracht aan de stervende macht zijns vaders; zij verjoeg de
angstvalligheid van een massa wankelmoedige lieden, die uit schrik of
berekening nog vreesden met de Nassau's af te breken, en die dit
voorwendsel aangrijpende, om hun geweten en hunne belangen in veiligheid te
houden, zich verhaastten te verklaren dat indien zij naar 't Congres of tot
eene openbare bediening geroepen werden, zij zouden aannemen.
"Wat alle denkbeeld overtreft, zegt De Gerlache, is het getal verzoekers
belust op een deel van den buit. Iemand die deel uitmaakte van het pas
gevestigde gezag en die voortijds in de grootste onbekendheid leefde, zag
zich bestormd door eene menigte versch ontstane vrienden, die er in
toestemden zich te wagen in de openbare ambten, uit loutere liefde voor het
vaderland en, zooals zij voorgaven, om er de verraders uit te sluiten, die
zij officieus kwamen aanklagen."
* * * * *
Het gansche Vlaamsche land werd nu afvallig, uitgezonderd Antwerpen door
Chasse bewaard en Maastricht door Dibbits verdedigd. Te Gent had de
Patriotische Maatschappij de Brabantsche kleuren opgestoken; het Voorloopig
Bewind, om Brussel tegen die gelukzoekers te bevrijden, had het
Parijsch-Belgisch legioen, den 7en October onder burggraaf de Pontecoulant
aldaar aangekomen, naar Gent gestuurd; na eene botsing met de oude
burgerwacht, die hare ontbinding en hervorming tot gevolg had, begon
Pontecoulant de beschieting der citadel, waarin de Hollandsche kolonel
Destombes zich opgesloten had (13en October), doch zich vier dagen later
moest overgeven; ook te Brugge werd hij eene week later belast een opstand
te gaan dempen; maar in Zeeuwsch-Vlaanderen werd zijn troep plunderaars
door de Hollanders deerlijk te Oostburg teruggeslagen (len November).
[Figuur: Campenhout zingt de Brabanconne in het "Cafe Cantoni"
(Schilderij van VAN HAMMEE)]
Terzelfdertijd rukten met twee duizend man luitenant-kolonel Niellon en de
kommandant der artillerie Kessels op tegen het leger van prins Frederik en
Bernard van Saksen-Weimar, een 40,000 man sterk; deze troepen, juist
ontredderd door de schifting van Hollandsche en Belgische soldaten,
stonden langs de Rupel en Nete, met den rechtervleugel te Boom, het centrum
voor de bruggen van Waal
|