dheid en het
plichtverzuim der ambtenaren, gelukte het aan een groepje heethoofden
gisting onder het volk te verwekken en langzamerhand de burgerij en den
adel in haren opstand mede te sleepen. Kolonel Gaillard werd met zijne
troepen uit Leuven verjaagd; te Verviers wapperde een oogenblik de Fransche
vlag; honderden vrijwilligers vertrokken naar Brussel, uit Bergen, Doornik
en Namen; alleen Gent en Antwerpen, waar de groothandel en de
grootnijverheid van een oproer veel te duchten hadden, bleven rustig.
Maastricht werd in bedwang gehouden door haren krachtdadigen bevelhebber
Dibbits. Niet zelden gingen de opstootjes met roof en brand gepaard.
Te Luik staat de verbijsterde gouverneur Sandberg, door een onbehendig
akkoord met de oproermakers, zijne overheid letterlijk in handen van den
jongen advocaat Charles Rogier af, door hem toe te laten eene vrijwillig
gewapende macht te vormen om de rust in de stad te handhaven, terwijl
Generaal Van Boecop met de bezetting in de citadel zou blijven. Door zijn
populariteit weet Rogier het gepeupel in bedwang te houden en de plundering
te beletten. Maar weldra willen eenige der Luiksche vrijwilligers naar
Brussel trekken; Rogier wordt met de pistool op de borst gedwongen zich aan
hun hoofd te stellen, en gaat naar de hoofdstad met 300 Luikenaars en een
paar kanonnen. De aankomst der Luiksche troepen te Brussel bracht de
opstandelingen en niet het minst de Franschgezinde partij in geestdrift
(7en September). De verdediging der stad tegen den terugkeer der Hollanders
werd stelselmatig ingericht; barricaden werden opgeworpen of voleindigd
door de ingenieurs Roget en Teichman. Uit de provincieplaatsen kwamen
voortdurend aanbiedingen van vrijwilligers aan: Aalst bood 700, Ninove en
omstreken 1500 man; de Borinage, met 15,000 mijnwerkers, was heel en al
bereid: Dendermonde en Charleroi vroegen dat men aan hunne bezettingen de
kanonnen zou gaan ontnemen en beloofden den steun der bevolking; maar ook
de vreemdelingen te Brussel aanwezig, 4000 Franschen, benevens Spanjaarden,
Italianen, Engelschen, stelden zich ten dienste der revolutionnaire
leiders. Overigens stroomden voortdurend nieuwe Franschen toe, onder welke
talrijke agenten van de Clubs van Parijs.
De Fransche regeering, die uit voorzichtigheid door eene vredelievende
houding het stamhuis van Orleans door de Mogendheden trachtte te doen
erkennen, was nochtans gepraamd door de ophitsende taal der
propagandapartij die Belgie wilde inl
|