te
Darmstadt, neen! niet te Darmstadt.... Het was iets Amerikaansch. Ja,
maar dan was Darmstadt in Amerika. Ja, Alabin gaf een diner op glazen
tafels, en die tafels zongen: Il mio tesoro.... Neen, niet il mio
tesoro ... iets veel mooiers.... En daar waren kleine kristallen
flesschen, en daar waren vrouwen...."
De oogen van Stipan Arkadiewitsch glinsterden vroolijk en lachend
mijmerde hij verder.
"Ja, het was heerlijk, heerlijk mooi! O! daar was nog zooveel
meer schoons,--men kan zich dat wakend in het geheel niet meer
voorstellen--dat is onmogelijk!"
Daar hij juist een streep daglicht door de rolgordijnen zag schemeren,
wipte hij vlug zijn beenen van de sofa, tastte daarmede naar de
geborduurde pantoffels, een geschenk van zijn vrouw op zijn laatsten
verjaardag, en strekte toen, zooals hij negen jaar gewoon was,
zonder zich op te richten, de hand naar de plaats uit, waar in het
slaapvertrek zijn chambercloak placht te hangen. Daar hij dien niet
vond, herinnerde hij zich, waarom hij niet in het slaapvertrek ontwaakt
was. De lach verdween van zijn gelaat, zijn voorhoofd rimpelde zich.
"Ach, ach!" zuchtte hij, terwijl de voorstelling van alle bizonderheden
van de bewuste scene met zijn vrouw bij hem het besef van de volslagen
hopeloosheid van zijn toestand en het drukkende bewustzijn zijner
eigen schuld opwekte.
"Neen, zij zal het mij niet vergeven, zij kan niet vergeven! En het
ergste is, dat alles mijn schuld is! 't Is geheel en al mijn schuld en
toch ben ik de schuldige niet. Dat is het tragische er van!" dacht hij.
"Ach, ach!" steunde hij wanhopig en herinnerde zich die oogenbllkken
van dat tooneel, die voor hem het pijnlijkst waren. 't Onaangenaamste
was dat hij, toen hij vroolijk en vergenoegd uit den schouwburg te huis
komend met een groote peer voor zijn vrouw in de hand, deze niet in het
salon aantrof en tot zijn verwondering ook niet in het woonvertrek,
maar in de slaapkamer, met het ongelukkig, alles verradend briefje
in de hand!
Zij, de altijd bekommerde en zorgvolle, de naar zijn opvatting
oppervlakkige Dolly, zat daar onbeweeglijk met den brief in de hand en
zag tot hem op met een uitdrukking vol ontzetting en vertwijfeling,
maar waarin toch nog de hoop doorschemerde, dat hij alles zou kunnen
loochenen.
"Wat is dit? Wat is dit?" vroeg zij en wees op het briefje. En
zooals het dikwijls geschiedt, kwelde Stipan Arkadiewitsch niet
zoozeer de zaak zelf, als wel de wijze, waarop hij de vraag zi
|