het met elkander eens te worden."
Zij, die zelf geen dochters hadden, konden gemakkelijk zoo
spreken. Maar de vorstin dacht er met bezorgdheid aan, dat haar
dochter op iemand zou kunnen verlieven, die haar niet trouwen wilde
of geen geschikt echtgenoot voor haar was, en hoe men haar ook aan
het verstand zocht te brengen, dat de jongelui in onzen tijd zelf hun
leven moeten inrichten, zij kon daaraan evenmin gelooven, als dat er
een tijd kon komen, dat pistolen en revolvers als geschikt speelgoed
voor vijfjarige kinderen beschouwd zouden worden.
Om die reden verontrustte de vorstin zich meer om Kitty dan om haar
oudere zusters. Soms vreesde zij, dat Wronsky zich tevreden zou
stellen met haar dochter het hof te maken. Zij bemerkte, dat deze
hem beminde. Zij troostte zich met de gedachte, dat hij, als eerlijk
man van goeden huize, zoo iets niet zou doen; maar tegelijkertijd
achtte zij het, bij het tegenwoordige vrije verkeer, heel gemakkelijk
een jong meisje het hoofd op hol te brengen, terwijl zij wist, dat
de heeren buitendien zoo iets zeer licht plachten op te nemen. De
laatste week had Kitty haar moeder een gesprek met Wronsky onder de
mazurka medegedeeld en dat had haar gedeeltelijk, hoewel niet geheel,
gerust gesteld. Wronsky had tot Kitty gezegd, dat hij en zijn broeder,
beiden, zoozeer gewoon waren zich in alles naar hun moeder te schikken,
dat zij nooit een belangrijk besluit zouden nemen zonder eerst haar
te raadplegen....
"En nu zie ik, als een bizonder geluk, de komst mijner moeder uit
Petersburg te gemoet," had hij gezegd.
Kitty had dit verteld zonder eenige beteekenis aan die woorden te
hechten. De moeder begreep dit echter anders. Zij wist nu, dat de
oude dame van dag tot dag verwacht werd; zij wist, dat zij zich in de
keus van haar zoon zou verheugen, maar het kwam haar zonderling voor,
dat hij uit vrees van zijn moeder te beleedigen geen aanzoek durfde
doen. Zij wenschte evenwel dit huwelijk, dat haar van al die zorgen
zou ontheffen, al te zeer om er niet het beste van te gelooven.
Heden echter had Lewins komst haar onrust vermeerderd. Zij vreesde,
dat haar dochter, die een tijdlang eenige neiging voor Lewin scheen
gekoesterd te hebben, Wronsky door de groote nauwgezetheid van geweten
mocht afwijzen. Lewins komst kon dus heel gemakkelijk de zaak in de
war brengen of vertragen, die anders spoedig tot zulk een goed einde
zou kunnen komen.
"Is hij reeds lang hier?" vroeg de vorstin, toen zij te hu
|