alles? Dat ik hem niet kan verlaten;
de kinderen.... ik ben gebonden. En toch kan ik niet meer met hem
leven. Het is een straf voor mij, hem maar te zien."
"Dolly, mijn duifje! Hij heeft mij wel is waar alles verteld, maar
ik zou het wel eens van u willen hooren. Vertel mij alles."
Dolly zag haar uitvorschend aan. Oprechte deelneming en liefde spraken
uit Anna's oogen.
"Goed!" zeide zij eensklaps. "Maar dan vang 'k bij het begin aan. Ge
weet, dat ik, toen ik trouwde, door mama's opvoeding niet alleen
eenvoudig maar bepaald dom was; ik wist van niets. Ik weet dat er
mannen zijn, die hun vrouwen over hun vroeger leven, inlichten, maar
Stiwa,"--zij verbeterde dit--"Stipan Arkadiewitsch heeft mij niets
verteld, gij kunt het misschien niet gelooven, maar tot nu toe heb
ik altijd gemeend, dat ik de eenige vrouw was, die hij kende. In dat
geloof heb ik acht jaar geleefd. Nooit heb ik aan de mogelijkheid
van ontrouw gedacht, en stel je voor, hoe 't mij te moede was, toen
dat gevoel van zekerheid mij plotseling werd ontrukt en ik al die
afschuwelijkheden leerde kennen."
Anna's oogen stonden zoo vol tranen, dat zij haar zakdoek moest
gebruiken.
"Nu herinner ik het mij weer. Ik was op een avond bezig Petja te
onderwijzen. Daar gaf men mij een brief over.... zijn brief aan
zijn geliefde, mijn gouvernante! Ik herken zijn hand en.... Neen,
dat was te vreeselijk!" Zij bedekte haar gelaat met de handen. "Ik
begrijp wel, dat men zich eens kan laten meeslepen," ging zij voort,
"maar mij met sluw overleg te bedriegen, en dan om wie? Voort te
gaan mijn man te zijn, en met haar samen te komen.... het was te
vreeselijk! Daar kunt gij u geen voorstelling van maken."
"Toch, toch wel, ik begrijp je, lieve Dolly!" sprak Anna en drukte
haar de hand.
"En meent gij, dat hij het verschrikkelijke van mijn toestand
inziet? Volstrekt niet! In het minst niet! Hij is gelukkig en
tevreden!"
"O neen!" viel Anna in. "Hij is erg bedroefd en door berouw geheel
ter neergeslagen."
"Is hij in staat berouw te gevoelen?" vroeg Dolly gretig.
"Ja, ik ken hem. Ik kon hem niet zonder medelijden aanzien. We kennen
hem beiden: Hij is goed en hooghartig, en nu gevoelt hij zich zoo
gedeemoedigd! Wat mij het meest getroffen heeft (en hier raadde Anna,
wat Dolly het meest kon treffen) was, dat hem twee dingen kwelden:
hij schaamt zich om de kinderen, en omdat hij je lief heeft.... Ja,
ja boven alles lief heeft. Ja wel," hernam zij snel om Dolly voor
|