dde twee Hollandsche koeien hebben, twaalf jonge dochters
van Berkus, den bul, en Pawa kan dan ook nog leven, en deze drie er
bij--prachtig!" Hij nam het boek weer ter hand. "Nu goed! electriciteit
en warmte zijn een en hetzelfde! Zou het ook stelkunstig mogelijk
zijn een oplossing te vinden door voor de eene van die grootheden de
andere te stellen? Neen. Dat doet er echter ook niets toe!... Bizonder
aangenaam zou het zijn, als dat kalf van Pawa al een groote koe was,
en die andere drie nog daar bij--Prachtig! En als ik dan met mijn
vrouw den veestapel ga bezichtigen, zegt mijn vrouw tot de gasten:
dit kalf hebben Kostja en ik zelf groot gebracht."--"Hoe kunt ge
daar genoegen in vinden?" vraagt een der gasten. "Alles wat hem
genoegen doet, doet ook mij genoegen.... Maar wie is zij? In Moskou
is iets ernstigs voorgevallen.... Maar wat er aan te doen? Ik heb er
geen schuld aan.... Maar nu wil ik een nieuw leven beginnen.... 't
Zal echter nauwelijks mogelijk zijn; mijn vorig leven zal het
beletten. Doch leven als tot hiertoe? Ja, maar beter, veel beter!"
Hij leunde met het hoofd achterover en dacht na. De oude Laska, die
de vreugd over de terugkomst van zijn meester nog niet kon inhouden
en eerst naar buiten geloopen was om daar eens goed uit te blaffen,
kwam nu kwispelstaartend binnen en schoof den kop onder zijn hand om
gestreeld te worden.
"Het spreken ontbreekt er maar aan en hij is toch maar een boerenhond,"
zei Agasija. "Maar hij begrijpt, dat zijn meester thuis gekomen en
niet goed geluimd is."
"Waarom zou ik niet goed geluimd zijn?"
"Alsof ik dat niet zou kunnen zien, vadertje! Ik moet mijn heerschap
toch wel hebben leeren kennen. Het is zoo erg niet, vadertje, als
men maar gezond en rein van hart is."
Lewin zag haar nadenkend aan, terwijl hij zich verwonderde, dat zij
zoo zijn gedachten had kunnen raden.
"Ik zal u nog wat thee geven," sprak zij, terwijl zij zijn kopje nam
en de kamer verliet.
Laska drukte nog steeds den kop tegen zijn hand. Hij streelde den hond
en ten teeken, dat nu alles in orde was, vlijde deze zich terstond
aan zijn voeten neer en verzonk in zalige rust. Lewin beschouwde de
bewegingen van het dier.
"Zoo was 't ook met mij! Maar 't is niets! Alles kan nog goed worden!"
XVII.
Den morgen na het bal meldde Anna Arkadiewna in de vroegte haar
echtgenoot per telegram, dat zij dien dag uit Moskou vertrok.
"Neen, ik moet bepaald naar huis!" was de eenige verklaring, die
|