aarbij het prozaisch, weinig
aantrekkelijk uiterlijk van haar echtgenoot Alexei Alexandrowitsch
voor.
"Ik weet er een klein beetje van, Stiwa heeft gebabbeld," ging Anna
voort, "en ik wensch je van harte geluk! hij bevalt mij zeer. Ik trof
Wronsky aan het station."
"Ach, was hij daar?" vroeg Kitty blozend. "En wat heeft Stiwa u
dan gezegd?"
"Hij heeft alles verklapt, en ik zou er mij zeer in
verheugen...." Plotseling herinnert zij zich haar echtgenoot en een
gevoel van ijverzucht doortrilde haar ziel bij de gedachte aan de
vrije keus van een jong meisje.
"Zijn moeder en ik hebben te zamen gereisd," hernam zij, "en zij
sprak onophoudelijk over hem. Hij is haar lieveling."
"Wat vertelde zijn moeder dan?"
"O, zeer veel. Hij is wel is waar haar lieveling, maar men kan zoo
merken, dat hij iets ridderlijks over zich moet hebben. Zoo vertelde
zij, bijvoorbeeld, dat hij ten gunste van zijn broeder een deel van
zijn vermogen wilde afstaan; dat hij in zijn jeugd iets nog ongewoners
verricht heeft en wel een vrouw uit het water gered! Om kort te gaan,
hij is een held," sprak Anna lachend en dacht daarbij aan de twee
honderd roebels, die hij voor de wisselwachtersweduwe gegeven had,
maar sprak daar evenwel niet van. Het was haar om de eene of andere
reden onaangenaam daaraan te denken. Zij gevoelde, dat dit in verband
stond met iets, dat haar zelf betrof en eigenlijk niet zijn mocht.
"Zij heeft mij verzocht, haar te bezoeken," ging Anna voort. "Nu,
ik verheug er mij zeer op, de oude dame weer te zien. Morgen ga ik
naar haar toe.--Maar, God zij dank! Stiwa blijft bij Dolly," zeide
zij om het gesprek een andere wending te geven. Zij stond op en was,
naar het Kitty toescheen, ergens ontstemd over.
Dolly kwam alleen uit haar kamer terug om thee te drinken.
"Ik vrees, dat het boven te koud voor je zal zijn," sprak zij tot
Anna. "Ik zou je gaarne naar beneden laten verhuizen, dan zijn wij
ook dichter bij elkander."
"Ach! heb toch maar geen zorg voor mij!" antwoordde Anna en zocht op
Dolly's gelaat te lezen, of er een verzoening had plaats gehad.
"Het is hier beneden vroolijker!" zeide Dolly.
"Nu, ik moet je zeggen," hernam Anna, "dat ik hier en overal slaap
als een roos...."
"Waar heb jelui het toch over?" vroeg Stipan, die uit de zijkamer trad
en zich tot zijn vrouw wendde. Uit dien toon maakten Anna en Kitty op,
dat een verzoening tot stand was gekomen.
"Ik zag Anna gaarne naar beneden verhuizen, maar d
|