wel hem
te hebben afgewezen, dat werd haar zelf niet recht duidelijk. En toch
vergalde dezen twijfel haar geluk.
"God zij mij genadig, God zij mij genadig [3]!" bad zij, voor zij
insliep.
Terzelfder tijd had in het kleine kabinet van den vorst tusschen
de beide ouders een der in den laatsten tijd veelvuldig voorkomende
scenes plaats over de toekomst hunner jongste dochter.
"Wat!" riep de vorst uit, terwijl hij druk gesticuleerde en zich
stijf in zijn pels wikkelde. "Wat? Dat is het, dat gij geen fierheid
en waardigheid meer bezit! Dat gij uw dochter van schaamte zult doen
blozen en haar met je nietswaardige en dwaze koppelarij te gronde
zult richten."
"Maar wat heb ik dan in 's hemels naam gedaan?" vroeg de vorstin
snikkend.
Gelukkig en tevreden was zij na het gesprek met Kitty tot haar
echtgenoot gekomen en, al had zij ook geen plan hem over het aanzoek
van Lewin en Kitty's weigering te spreken, zij had hem toch te kennen
gegeven, dat de zaak met Wronsky zoo goed als beklonken was en na de
komst zijner moeder tot een goed einde zou worden gebracht. Bij deze
woorden werd de vorst rood van toorn en begon op een ongepaste wijze
zijn opmerkingen uit te stooten.
"Wat ge gedaan hebt? Ten eerste hebt ge een vrijer gelokt en heel
Moskou zal daar met recht schande van spreken! Wil je partijtjes geven,
dan moet je alle, niet alleen begunstigde vrijers verzoeken. Roep
mijnentwege al die melkmuilen binnen en laat ze dansen, maar lok niet,
zooals gij tegenwoordig doet, enkele vrijers om ze aan elkander te
koppelen! Dat staat mij verschrikkelijk tegen. En nu hebt ge het
doel bereikt. Ge hebt het meisje het hoofd op hol gebracht! En deze
Lewin is duizendmaal beter! Zulke Petersburger kwasten worden op de
machine gemaakt, zijn allen op een leest geschoeid en op de keper
beschouwd niets waard. En al ware hij ook een prins van den bloede,
mijn dochter heeft hem niet noodig."
"Ik zie wel, dat, als ik naar je woorden wilde luisteren, we onze
dochter nooit zouden uithuwelijken; dan was het maar beter naar ons
landgoed te vertrekken."
"Dat was ook oneindig veel beter."
"Gij doet alsof ik om zijn gunst gebedeld heb! Ik heb er niets voor
gedaan, hoor! Hij is een buitengewoon aangenaam jongmensch, hij heeft
liefde voor haar opgevat en, zoo het schijnt, zij ook voor hem...."
"Ja, zoo schijnt het je toe! En als zij nu eens werkelijk op hem
verliefd was en hij evenmin aan trouwen denkt als ik?... O! dat
mijn oude oogen da
|