."
Wronsky volgde Lewins woorden met opmerkzaamheid en nam daarbij,
volgens zijn gewoonte, het air aan van iemand, die heel veel belang
in de zaak stelde.
"Ja, en nu beweren de spiritisten van onzen tijd, dat er een kracht
bestaat, die zij wel is waar niet kennen, maar die onder bepaalde
gegevens werkzaam wordt, en dat het de zaak der geleerden is, die
kracht in haar verschijnselen na te sporen. Ik zie waarlijk niet in,
waarom zulk een kracht niet voorhanden zou zijn, wanneer...."
"Daarom niet," viel Lewin in, "omdat bij de electriciteit telkens, als
bij voorbeeld wol op hars gewreven wordt, die kracht zich vertoont;
bij het spiritisme komt ze niet bij elk experiment te voorschijn,
en daarom is het geen natuurlijke kracht."
Daar Wronsky waarschijnlijk gevoelde, dat het gesprek een voor
het salon te ernstige wending nam, trachtte hij het onderwerp te
veranderen, glimlachte en sprak tot de gravin: "Laat ons de proef
eens nemen."
Maar Lewin moest eerst zijn gedachten geheel uitspreken: "Ik houd
het er voor, dat het een nuttelooze poging van de spiritisten
is, hun wonderen door het bestaan van een nieuwe kracht te willen
verklaren. Zij spreken van een geestelijke kracht en willen die door
een stoffelijke werking bewijzen...."
Allen wachtten er op, dat hij uitgesproken zou hebben, en hij
gevoelde dat.
"En ik houd het er voor," sprak gravin Nordston, "dat u een
voortreffelijk medium zou zijn, daar u zoo licht in vuur geraakt."
Lewin opende den mond om te antwoorden, doch zweeg en bloosde.
"Kom, laat ons beginnen, prinses! Willen wij het eens met een tafel
probeeren?" sprak Wronsky. "U heeft er toch niets tegen, vorstin?" Hij
stond op en zag naar een kleine tafel om.
Kitty ging nu een tafel halen. Toen zij Lewin voorbij kwam, ontmoetten
hun oogen elkander. Zij had innig medelijden met hem, te meer daar
zij zelf aan zijn ongeluk schuld droeg.
"Als er vergiffenis mogelijk is, vergeef mij dan," smeekte haar
blik. "Ik haat allen, ook u en mij," antwoordde zijn sombere blik,
en hij greep naar zijn hoed.
Nog was het hem niet vergund te vertrekken. Nauwelijks hadden de
anderen zich om het tafeltje geschikt, of de vorst trad binnen en
wendde zich, nadat hij de dames gegroet had, terstond tot Lewin.
"Aha!" sprak hij verheugd, "sedert wanneer is u hier? 't Doet mij
recht veel genoegen je te zien!"
De oude vorst sprak Lewin nu eens met u, dan weer met je aan. Hij
omhelsde hem en lette, terwijl hij met hem
|