is waren.
"Eerst sinds vandaag, mama."
"Ik moet je dit nog eens zeggen," begon de vorstin, maar haar sterk
bewogen gelaat verried Kitty, wat er zou volgen, en vol vuur haar
moeder in de rede vallend zeide zij:
"Mama, mama, ach, spreek daar als het u blieft niet van!--ik weet,
ik weet alles!"
Zij beminde Wronsky, beminde zooals zij nooit bemind had en nooit
weer zou beminnen, en zij wist, dat haar moeder ten zijnen gunste
zou spreken. Dat was haar juist onaangenaam. Ofschoon dezelfde wensch
haar bezielde, krenkten haar de beweegredenen harer moeder.
"Ik wil maar zeggen, dat als men iemand hoop heeft gegeven...."
"Mama, mijn lieve, beste mama, ach, zeg toch in 's hemels naam
niets meer!"
"Ik zal zwijgen." zeide de moeder, die de oogen harer dochter met
tranen zag gevuld. "Een enkel woord slechts, mijn duifje; gij hebt
mij beloofd voor mij geen geheimen te hebben, niet waar?"
"Ja, nooit mama!" antwoordde Kitty blozend en zag haar moeder recht in
het gelaat. "Nu heb ik echter nog niets te zeggen. Ik ... ik ... al
wilde ik het ook, ik zou waarlijk niet weten wat en hoe.... Ik weet
niets...."
"Neen, deze oogen kunnen niet liegen," dacht de moeder en glimlachte
over haar geluk en haar opgewondenheid.
Kitty had den ganschen middag tot den avond een gevoel als een jong
soldaat voor den veldslag. Haar hart klopte heftig en zij kon haar
gedachten nergens bij bepalen. Zij gevoelde, dat deze avond, waarop
zij voor het eerst tegenover die beiden zou staan, beslissend voor
haar zijn moest. Zij stelde zich die beiden telkens voor den geest, nu
eens afzonderlijk, dan weer te zamen. Op het verleden terug blikkend,
verwijlde zij met stil genoegen bij de herinnering aan haar omgang
met Lewin; diens vriendschap voor haar gestorven broeder verleende
aan die herinnering een dichterlijke bekoorlijkheid; het viel haar
licht en zij vond het bovendien aangenaam aan Lewin te denken. Stelde
zij zich Wronsky voor, dan lag in die voorstelling iets verstorends
en verwards; maar dat lag aan haar zelf, meende zij, want hij was
een geposeerd man van de wereld, eenvoudig en openhartig.--Bij de
gedachte aan de toekomst stelde zij zich die met Wronsky bekoorlijk,
schitterend, veelbelovend, als een leven rijk aan poezie voor; met
Lewin daarentegen als minder vroolijk, als nevelig en onbestemd.
Toen zij om acht uur het salon binnen trad, werd "Constantin Dimitrisch
Lewin" aangediend.
"Is het dan toch werkelijk zoo!" dacht Kitty en
|