zich zelf, en hij
kon slechts schoone, belangwekkende en schitterende vrouwen beminnen.
Na twee maanden alleen op het land doorgebracht te hebben, gevoelde
hij echter, dat het geen voorbijgaande neiging was, zooals hem in
zijn eerste jeugd wel voor korten tijd bedwelmd had, maar dat dit
gevoel hem nu geen oogenblik rust liet, dat hij niet leven kon zonder
de vraag beantwoord te weten, of zij zijn vrouw wilde worden ja of
neen; daarom was hij naar Moskou gekomen met het vaste voornemen
het aanzoek te doen en te trouwen, als hij aangenomen mogt worden,
of.... Neen hij kon zich niet voorstellen, hoe het zijn zou, als zijn
hoop onvervuld bleef.
Met den morgen trein te Moskou gekomen, begaf hij zich naar zijn
oudsten broeder Kosnischeff, kleedde zich en trad diens kabinet binnen
met het voornemen hem zijn plan mede te deelen en zijn raad in te
winnen. Zijn broeder was echter niet alleen. Een bekend professor in
de philosophie was zijn gast.
Sergei Iwanowitsch ontving zijn broeder met het zelfde vriendelijke,
koele lachje, waarmede hij iedereen begroette, en zette na de
wederzijdsche voorstelling zijn gesprek met den professor voort. Na
verloop van een half uur vertrok de gast en wendde Sergei zich tot
zijn broeder.
"Het verheugt mij zeer dat ge gekomen zijt! Hoe gaat het buiten met
onze zaken?"
Lewin wist, dat zijn oudste broeder zich weinig om de bezittingen
bekommerde en er alleen naar vroeg om hem genoegen te doen. Daarom
sprak hij enkel over den tarweoogst en van hun geldzaken. Hij gaf
het voornemen om zijn broeder zijn huwelijksplannen mede te deelen
op, want nadat hij diens gesprek met den professor had gevolgd en
daarna den beschermenden toon had opgemerkt, waarmede Sergei naar de
oeconomische aangelegenheden vroeg (het vaderlijk erfgoed was niet
verdeeld en Lewin beheerde het voor beide partijen), gevoelde hij,
dat deze zijn plannen anders zou beoordeelen, dan hij het wenschte,
en hij dus niet met hem daarover kon spreken.
VII.
Precies om vier uur steeg Lewin voor den zooelogischen tuin uit de
droschke en sloeg met kloppend hart den weg in naar de ijsbergen en
de rijbaan, ten volle gerustgesteld _haar_ daar te zullen aantreffen,
want hij zag het rijtuig der Tscherbatzky's voor de poort wachten. 't
Was een helder vriezende dag, voor den ingang stond een langen rij
droschken, sleden en gendarmen. Onder de menigte wandelaars kwam
hem een bekende tegen, die hem iets toeriep, Lewin herkende hem
|