ide,--dat alles begreep hij niet, maar hij
wist, dat het zoo behoorde en dat het noodig was en hij was betooverd
door de geheimzinnige wijze, waarop dat alles gebeurde.
Het was hem, alsof hij noodzakelijk op een der dochters verlieven
moest, hij wist maar niet op welke. Als student was Dolly zijn ideaal;
die trouwde echter spoedig met Oblonsky. Nauwelijks was Natalie in de
wereld gebracht, of zij trouwde met een diplomaat, Lwoff genaamd. Kitty
was nog een kind, toen Lewin de universiteit verliet.
De jonge Tscherbatzky had bij de marine dienst genomen en verdronk
kort daarop in de Oostzee. Na dien tijd verflauwden de relatie met
de Tscherbatzky's.
Dit jaar was hij bij het begin van den winter om een veetentoonstelling
naar Moskou gekomen, en nu hij Kitty in een lang kleed had weergezien,
Kitty, die er als jong meisje oneindig bekoorlijker uitzag dan
vroeger als kind, nu werd het hem helder, op welke van de drie het
hem voorbeschikt was te verlieven.
Oogenschijnlijk was er voor hem, een twee-en-dertig-jarig man, die
eer rijk dan arm was, niets eenvoudiger, dan de vorstin Tscherbatzky
ten huwelijk te vragen, want naar alle omstandigheden te oordeelen
was hij een goede partij. Maar Lewin was werkelijk verliefd en daarom
kwam Kitty hem in alle opzichten als een zoo volmaakt, zoo boven al
het aardsche verheven wezen voor en beschouwde hij zich zelf als zulk
een nietswaardig schepsel, dat hij er in de verste verte niet aan
denken durfde, dat anderen hem waardig achten zouden haar te bezitten.
Nadat hij als in een droom twee maanden te Moskou doorgebracht en
Kitty bijna dagelijks gezien had, zeide hij plotseling tot zich zelf,
dat er niets van komen kon, en ging naar zijn goederen terug. Hij zag
in zich zelf twee groote gebreken, die hem het recht ontnamen aan haar
te denken: ten eerste, dat hij slechts een eenvoudig grondbezitter en
volgens zijn eigen meening alles behalve een knap man was. Dan zag
hij een anderen hinderpaal in zijn vroegere betrekking tot Kitty,
de verhouding van een volwassen man tot een kind.
Hij hield zich zelf voor een eenvoudig, lang niet innemend man, en zoo
iemand, dacht hij, kon men wel als vriend beminnen, maar om bemind te
worden met zulk een liefde, als hij Kitty toedroeg, moest men in alle
opzichten boven velen uitblinken. Hij had er wel eens van gehoord, dat
vrouwen dikwijls leelijke en alledaagsche menschen lief hadden, maar
dit geloofde hij niet; hij beoordeelde anderen naar
|