m de wederkomst
van zijn zoon verschafte, en van de herhaalde offers, aan Bacchus
gebracht: "Deze wijn kan u geen kwaad: hij is van het echte merk en niet
van die zure clairetwijnen, waar men in mijn jongen tijd niets van af
wist, en waarmede men ons nu in de kleeren wil steken. Kom, mijn jongen!
de gezondheid van uw vader! Lang moge hij leven, tot heil van Amstels
burgerij, en tot handhaving der goede Justitie!"
"Van harte gaarne!" zeide de oudste broeder mijns vriends, zijn glas
vullende: "en dat hij er spoedig in moge slagen, dien gevreesden Zwarten
Piet meester te worden, die, gelijk men zegt, de verstrooide bende van
wijlen Jaco heeft vereenigt en er het Sticht mede afloopt.
"Wel zoo!" zeide lachende Eduard, "wilt gij die eer aan onze Stichtsche
Baljuwen niet gunnen? Is dat nu een wensch voor den erfgenaam eener
Heerlijkheid, welke het recht van hooge en lage jurisdictie bezit?--maar
genoeg daarvan: Moeder schudt het hoofd en Leentje wordt bleek, wanneer
wij zoo van dieven spreken. Ik laat den Hoofdschout daar, Ferdinand! en
drink de gezondheid uws vaders."
"En dezen dronk," vervolgde de Baron, zijn geledigd glas weder vullende,
"wijde ik uwer brave moeder!"
Het was reeds de derde reis, dat de goede man al de leden mijner familie
met zijn toasten (gelijk men die thans noemt) was rondgegaan: en ik
begon te vreezen, dat de gezondheid van de mijnen mij nog ziek zoude
maken: ik verzocht dus, zoodra ik mijn glas geledigd had, om verlof, van
mij naar mijn kamer te mogen begeven, tot verschooning bijbrengende, dat
ik den volgenden dag, wilde ik nog met den avond te huis zijn,
vroegtijdig vertrekken moest.
"Het blijft dan uw vast besluit ons morgen te verlaten?" vroeg de oude
Heer.
"UEd. kan zelve beoeordeelen, of ik mijn vertrek langer mag uitstellen."
"De jonge heer heeft gelijk," zeide mevrouw van Ypendael: "en hoe gaarne
wij langer zijn gezelschap zouden willen genieten, mogen wij hem echter
niet tegen zijn zin hier houden; daar wij aan ons eigen hart kunnen
gevoelen, hoezeer zijn familie naar zijn terugkomst verlangen moet. Wij
zonden het ook niet aardig gevonden hebben, indien men onzen Eduard
langer van huis gehouden had."--Met deze woorden drukte zij de hand van
haar teruggekeerden lieveling.
"Gij hebt wel gelijk, moeder!" zeide deze, haar omhelzende: "ik vind mij
nu zoo gelukkig: en zou ik dan mijn vriend beletten, dat zelfde geluk
zoo spoedig mogelijk te smaken?"
"En hoe denkt gij de reis te d
|