volge mijner bekwaamheden als gevolmachtigde,
dan omdat ik met een rekkelijk man te doen had, die rede wist te
verstaan, volkomen mocht slagen in het ter stand brengen eener
schikking, waarmede beide partijen tevreden waren.--Hiermede echter
was, hoe vlot het ook ging, toch altijd een vrij lange tijd verloopen.
Mij een paar maanden later te Napels bevindende, ontmoette ik den Jonker
van Ypendael, een hoogst beminnelijk jongeling, die, even als ik, voor
zijn genoegen reisde en wiens kennismaking mij ten uiterste welkom was.
Wij vormden het besluit, onze reis gezamentlijk voor te zetten. In
Sicilien overviel hem een kwaadaardige ziekte, welke van langen duur
werd en waaruit hij slechts langzaam herstelde. Het spreekt van zelf
dat ik mijn vriend en reisgenoot niet verliet en hem, zoo trouw ik kon,
oppaste en verzorgde; maar dit onvoorziene toeval vertraagde mijn
terugkomst opnieuw.
Des te zoeter was, na een zoolang uitblijven, ons beider gevoel, toen
wij voor het eerst weder, over Munsterland teruggekeerd, de moedertaal,
al was het dan ook met den Overijselschen tongval, hoorden spreken; en
met aandoening was ik een dag later getuige van de heuglijke vereeniging
mijns reisgenoots met zijn familie, die een Ridderhofstad aan gene zijde
van Amersfoort bewoonde. Ondanks mijn vrij natuurlijke begeerte om mijn
weg zonder oponthoud te vervolgen, ten einde hetzelfde geluk te smaken,
dat mijn vriend was te beurt gevallen, kon ik zijn dringend aanzoek niet
weerstaan, om nog dien dag met hem te blijven doorbrengen en deel te
nemen in het vrolijke familiefeest, waarop zijn behouden terugkomst
gevierd werd en hetwelk volgens de uitdrukking der blijde ouders, niet
volkomen zou zijn, indien de reisgenoot van hun zoon er aan ontbrak en
zij de gelegenheid moesten missen om mij te bedanken voor de trouwe
verzorging van hun Eduard. Ik kan niet anders zeggen of,
niettegenstaande mijn gedachten meestal te Amsterdam waren, ik deed eer
aan het maal en vergastte mij recht op de zoo lang ontbeerde
dorperwtjes, op het heerlijk rundvleesch en de geurige fruit, die mij
werden toegediend; want welke voordeelen ook de Hoogduitsche keuken moge
hebben, ik gaf toch aan den Hollandschen pot de voorkeur en groette
elken mondvol, dien ik nam, met hetzelfde vermaak, waarmede ik een lang
gemisten vriend de hand zou gedrukt hebben.
"Kom, nog een glas borgonje!" riep mij de oude, dikke landedelman toe,
terwijl zijn bolle wangen gloeiden van het geluk dat he
|