heerschap daar met vrede liet.
De man heit jou ommers geen stroobreedte in den weg 'eleid! Ga zitten en
drink je zoopje: je ziet ommers dat het je portuur niet is."
"De kastelein spreekt als een verstandig man," zeide baas Roggeveld,
zijn pijp even omdraaiende: "je zoudt er, in dat geval, geen eer mee
inleggen, met teugen dien koopman te vechten: en ik beloof het je ook,
we hadden het nooit zooverre laten komen, in dat geval. Ik was maar
'ereis nieuwsgierig hoe hij zich houen zou; maar ik mot zeggen, hij was
niet bang ook, in dat geval!" en bij deze loftuiting voegde hij een
vleiend knikje.
"Ei! ei!" zeide Andries, den waard schamper aanziende: "jij zelt ook
zooveel klanten krijgen as er op het spil van den bramtop kunnen staan,
as je 't zoo anleit; en een man, die, zoo als ik, een echt Gooierskind
ben en nog bovendien al de eilanden van de Westinjes zoo goed ken as jij
den weg naar je kelder, beletten wilt een klein, eerlijk vechtpartijtje
te hebben. 's Lands wijs, 's lands eer! zeg ik maar: en ik beloof je,
dat je mijn gezicht ook voor 't laatst ziet as het zoo mot gaan."
Deze bedreiging deed mij in mij zelven lachen; want ik dacht, dat de
waard juist niet zeer gesteld moest zijn op een klant als Andries, wiens
uiterlijk geene zeer gevulde beurs verraadde. Ik bedroog mij echter,
althans naar hetgeen de kastelein volgen liet.
"Kom! kom!" zeide hij, Andries gulhartig op den schouder tikkende: "zoo
motje nou ook niet spreken. Je weet, dat ik een eerlijke snijpartij al
zoo graag zie als een aer; maar dan mot het over en weer goedwillig in
zijn werk gaan, zoodat Schout of Baljuw er niets in te zeggen heit. Je
weet ommers zelf best hoe 't gaat, as de eene partij niet wil vechten en
de aere al; dan schuren naderhand allebei hun piek en de kastelein wordt
in de boete geslagen."
"Ei wat! denk er niet meer over," riep Roggeveld Andries toe, die norsch
voor zich heen keek: "er zel nog wel gelegenheid kommen vandaag om te
toonen wat een kaerel je bent, in dat geval. Drink nou de quaestie af
met den koopman en laat het daarbij blijven, in dat geval."
"Dat is niet kwaad gedacht," zeide ik, hopende op deze wijze de zaak 't
best te sussen: "geef dan een glaasje brandewijn, vrijster! en laat er
niet meer over de quaestie gesproken worden, _Zwik_!" zeide ik, mijn
mond aan het zoopje zettende, dat Mientje mij bracht en het daarna aan
Andries toestekende.
"_Zwak_!" zeide deze, het glas ledigende: "en ik wensch je toe dat je
|