ie geheel aan de vergetelheid opgeofferd hebben, ware het
niet, dat gij, naar ik mij voorstelde, bij het vorderen in jaren,
daaruit nutte les en leering zoudt kunnen trekken. Ik heb derhalve mijn
herinneringen, zooveel in mij was, bijeenverzameld, ten einde niets te
vergeten van hetgene in verband staat met de lotgevallen, welke de
navolgende bladen zullen behelzen. Ofschoon ik voor u schreef, en u
steeds gedurende mijn arbeid voor oogen had, heb ik, ter vermijding der
verwarring, welke door het gebruik der tweede persoon zoo licht ontstaan
kon in een verhaal, waarin zoovele samenspraken zijn ingelascht, dat
verhaal zoodanig ingericht, als schreef ik voor dat groote publiek,
jegens hetwelk men, uit eerbied, altijd de derde persoon moet bezigen,
en welks welwillendheid ik, (die niet weet hoe het t' avond of morgen
dit geschrijf onder de oogen krijgen kan) bij dezen inroep.
* * * * *
Het was in den zomer van het jaar 17.., dat ik, na een afwezigheid van
twee jaren, den vaderlandschen grond weder betrad. Een oudoom van mij,
die te Leiden woonde, bij wien ik, gedurende mijn academiejaren,
dagelijks aan huis verkeerde, en die voor het einde mijner studien
overleed, had mij een vrij aardig sommetje gelegateerd, onder
voorwaarde, dat ik daarvoor een reis naar Italien zoude doen, iets
hetwelk bij bij zijn leven altijd hoogstnoodzakelijk placht te stellen
om de jeugd te vormen. Hij zelf was nooit verder dan den Haag geweest en
zeide altijd, dat het hem speet; ofschoon ik de reden nog niet begrijp,
welke hem, die ongehuwd en onafhankelijk was, heeft kunnen terughouden
van datgene te doen, wat hij anderen aanprees.
Verschillende oorzaken hadden medegewerkt om mij langer te doen
uitblijven, dan ik oorspronkelijk van meening geweest was, en onder die
oorzaken waren de navolgende de voornaamsten. Tusschen het handelshuis
van Bempden van Baaien en Co. te Amsterdam en een ander huis te Livorno,
hadden, sedert een geruimen tijd, over een netelige handelsquaestie,
briefwisselingen bestaan, welke tot geen beslissing leidden. Daar nu een
mijner Tantes in het eerstgenoemde Huis een groot gedeelte van haar
vermogen had zitten, schreef zij mij, of ik ook kans zou zien, de zaak
gedurende mijn verblijf in Italien in het effen te brengen. Ik had, hij
geluk, juist kennis gemaakt met een der deelgenooten der Livornoosche
firma en, bij nog grooter geluk, zijn gunst en vertrouwen gewonnen;
zoodat ik, minder ten ge
|