BERNICK. Jawel! Daar hebben wij het! ik heb hen niet verzocht om terug
te komen; ik heb hun niet geschreven; ik heb hen niet bij de haren
hierheen gehaald...! O, dat heele liedje ken ik al van buiten!
MEVR. BERNICK (_barst in tranen uit_). Wat ben je vreeselijk
onaardig!...
BERNICK. Juist, zoo is 't goed; ga nou maar grienen, dat de heele stad
ook daarover kletsen kan. Schei uit met die aanstellerij, Betty! Ga
buiten zitten; hier kan licht iemand komen. Moeten ze soms mevrouw met
rood-behuilde oogen zien zitten? Jawel, dat zou iets heerlijks zijn als
het onder de menschen kwam dat.... Wacht, daar hoor ik iemand in de gang
(_er wordt geklopt_). Binnen! (_Mevrouw gaat de tuintrap af met haar
naaiwerk. Aune komt van rechts binnen_).
AUNE. Goeden dag, meneer Bernick.
BERNICK. Goeden dag. Wel, je kunt zeker wel nagaan wat ik je te zeggen
heb, he?
AUNE. Meneer Krap zei mij gisteren dat meneer de consul niet tevreden
was over....
BERNICK. Ik ben ontevreden over den heelen toestand op de werf, Aune. Je
schiet niets op met de reparaties. "De Palmboom" had al lang onder zeil
moeten zijn. Mijnheer Vigeland komt hier iederen dag er over zaniken;
hij is een lastige man om mee samen te werken.
AUNE. "De Palmboom" kan overmorgen in zee gaan.
BERNICK. Zoo, eindelijk. Maar die Amerikaan, de "Indian Girl," die hier
nu al vijf weken ligt en....
AUNE. De Amerikaan? Ik had begrepen dat wij in de eerste plaats al onze
krachten zouden wijden aan uw eigen schip.
BERNICK. Ik heb je toch geen aanleiding gegeven om dat te denken. Met
den Amerikaan moet ook zooveel mogelijk voortgemaakt worden, maar dat
gebeurt niet.
AUNE. De bodem van die schuit is door en door verrot, meneer; hoe meer
wij er aan lappen, hoe erger het wordt.
BERNICK. Dat is niet de ware reden. Mijnheer Krap heeft mij gezegd wat
de eigenlijke reden is. Je kunt niet overweg met de nieuwe machines die
ik heb aangeschaft,... of liever, je _wilt_ er niet mee werken.
AUNE. Meneer Bernick, ik ben nu al diep in de vijftig; van jongsaf ben
ik gewoon geweest op de oude manier te werken....
BERNICK. Daar kunnen wij het tegenwoordig niet meer mee doen. Je moet
niet denken, Aune, dat het mij te doen is om het grootere voordeel; dat
heb ik gelukkig niet noodig; maar ik moet rekening houden met de
maatschappij waarin ik leef, en met de zaak waarvan ik aan het hoofd
sta. 't Is van mij dat de vooruitgang moet uitgaan, anders komt er nooit
iets tot stand.
AUNE.
|