MEVR. BERNICK (_met haar naaiwerk op haar schoot_). Karsten, begrijp jij
wat ze hier eigenlijk komen doen?
BERNICK. Hm; hij heeft immers daarginder een "farm", waar het nog niet
zoo heel goed mee gaat; en _zij_ vertelde gisteren dat zij tweede klasse
reizen moeten....
MEVR. BERNICK. Ja, helaas, zoo iets moet het wel zijn. Maar dat _zij_
meegekomen is! Zij! Na de doodelijke beleediging die zij je heeft
aangedaan....
BERNICK. Och, denk toch niet meer aan die oude geschiedenissen.
MEVR. BERNICK. Hoe kan ik tegenwoordig aan iets anders denken? Hij is
toch mijn broer;... och, het is niet om hem, maar al de onaangenaamheden
die jij daardoor ondervinden kunt.... Karsten, ik ben zoo doodelijk bang
dat....
BERNICK. Waarvoor ben je bang?
MEVR. BERNICK. Kunnen zij hem niet in de gevangenis zetten, voor het
geld dat je moeder ontstolen werd?
BERNICK. Och wat, malligheid! Wie kan bewijzen dat er geld ontvreemd
werd?
MEVR. BERNICK. Och God, dat weet immers de heele stad; en je hebt het
zelf gezegd....
BERNICK. Ik heb niets gezegd. De stad weet niets van die zaken af; dat
waren allemaal maar losse praatjes.
MEVR. BERNICK. O wat sta jij toch hoog, Karsten!
BERNICK. Laat die oude herinneringen toch rusten, zeg ik je! Je weet
niet hoe je me pijnigt met dat alles weer op te halen (_hij loopt op en
neer in de kamer ... dan gooit hij zijn stok weg_). Dat ze juist nu
moesten terugkomen ... nu ik juist in de stad en in de couranten een
onvermengd zuivere stemming jegens mij noodig heb. Er zullen in de
bladen van de omliggende plaatsen berichten over geschreven worden. Of
ik hen goed of slecht opgenomen heb ... over het een zal net zooveel
gekletst en geleuterd worden als over het ander. Ze zullen dien ouden
boel weer oprakelen,... net als jij doet. In een wereldje als het onze
... (_gooit zijn handschoenen op de tafel_). En geen enkel mensch heb ik
met wien ik praten kan of bij wien ik steun vinden kan.
MEVR. BERNICK. Heelemaal niemand, Karsten?
BERNICK. Neen ... ik zou niet weten wie. Dat ze mij nu juist op mijn dak
gestuurd zijn! Het is buiten kwestie dat ze niet op de een of andere
manier schandaal zullen maken ... vooral zij! 't Is me toch een ongeluk
zulke menschen in je familie te hebben!
MEVR. BERNICK. Ik kan het toch niet helpen dat....
BERNICK. Wat kan je niet helpen? Dat ze familie van je zijn? Neen, dat
is een heel waar woord.
MEVR. BERNICK. En ik heb hen ook niet verzocht om terug te komen.
|