FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27  
28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  
heiligen blijft huizen!" VII LIEFDE Het vurig hart des jongelings, haast nog kind, Gevoelt een rijke en ongekende weelde, Wanneer hij zachtheid, liefde, schoonheid vindt, Zooals die nooit het jong gemoed nog streelde. Hij ziet de jonkvrouw, de met schoon bedeelde.... En die geen zege wil, zij overwint. Hij mint het Schoone .... en liefde is ingebeelde, Als hij de "liefde" van de vrouw bemint.-- Mathilde! ik vond de liefde in elke vrouw, Ik heb van 't schoone in allen haast gevonden, En velen liefgehad te goeder trouw. Maar die geliefden, allen saamverbonden, Bezitten niet, wat ik in u aanschouw, Die meer bekoort, dan zij tezamen konden. VIII IK MIN UW MINNAAR Dat ik mijn hoofd mocht aan uw boezem vlijen, En zalig zijn als een onschuldig kind, En duizendmaal met blijden blik belijden, Dat gij, Mathilde, mij bezielt, bezint; Dat ik gelukkig ben, nu u verbindt De band der trouw, dien de eeuwigheid zal wijden...! Ik heb hem lief, (omdat gij hem bemint) Wiens min voor u mijn liefde doet gedijen. Gij wilt mij, u te minnen, niet verbieden: Ik bedel u niet om uw wedermin, Schutsengel! Gij zijt ziel,--en mijn Godin! Ik schijn u als de zonnebloem de zon te ontvlieden. Ik ben, zoolang gij mij uw bijzijn gunt, Gelukkig, nu gij 't innig wezen kunt! IX BESLUIT En honderdmaal verklaarde ik mij, doch, neen, Zij hoorde 't honderd malen niet, want oogen Verstaan de taal, die zwijgend spreekt, alleen.... En ach! haar oogenlach bekroont mijn pogen! Bij haar werd droefenis en lijden logen; Mijn mond moet dus bekennen, wat ik meen: 't Is, dat ik mij, toen me oog en lach bewogen, Als een, die doet, hetgeen hij doen moet, scheen. Zij, in wier harten 't haten zich verhief, Zij zeggen, dat zij haten .... zoo ze oprecht zijn; Zou ik mijn liefde haar dan niet belijden? De liefde baart geluk en zielsverblijden, Geluk maakt liefderijk, ik heb haar lief, En wie gelukkig is, die kan niet slecht zijn.-- X BEKENTENIS De bron van warmte en licht was zacht gezonken; Op 't ver gebergte en tintte d'avondstond, In iedre vezel waarde weelde rond, Die met den koelen dauw werd ingedronken; Wij doolden om: haar starende oogen blonken, Een blijde glimlach glinsterde om haar mond, 't Was, of me aan haar geheel een leven bond... Zij oogde naar de kim van purpervonken: Mathilde! ik heb u lief... Zoo waar die kammen Te morgen weer in purper zullen vlammen, Wordt gij
PREV.   NEXT  
|<   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27  
28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  



Top keywords:

liefde

 

Mathilde

 

bemint

 

belijden

 

gelukkig

 

weelde

 
alleen
 

spreekt

 

zeggen

 
zwijgend

verhief

 

oprecht

 

Verstaan

 

oogenlach

 
hetgeen
 

lijden

 
bekennen
 

scheen

 

droefenis

 

bekroont


harten
 

bewogen

 

glinsterde

 

glimlach

 

geheel

 
blijde
 

ingedronken

 

doolden

 

starende

 

blonken


morgen

 

purper

 

zullen

 

vlammen

 

kammen

 
purpervonken
 

koelen

 
slecht
 

BEKENTENIS

 

warmte


zielsverblijden

 
liefderijk
 

honderd

 

waarde

 

avondstond

 

gezonken

 
gebergte
 

tintte

 
minnen
 
schoone