FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  
Dan, woester woede nog de toomen vierend, Schiet hij de zwarte wolken in van 't zwerk, En wringt ze saam, ze met zich mede-slierend Langs 't aangezicht der maan, waar 't vale merk Der angst op ijst.--En, wen die storm-omnachte Bleek in 't omrotste meer blikt, deint haar 't hoofd Strak aan, dat stille Dood wenkte uit het leven... Zoo stormt het door mijn borst, waar de gedachte, Spokend met steenen blik, de liefde dooft, Die ik gestorven in mijn ziel voel zweven. LXXX HET LIED DES STORMS Door 't woud der pijnen kreunt en zucht de wind, En machtig wuiven de gepluimde toppen, En strooien rond de zware schilfer-knoppen, Die stuiven over 't knerpend naalden-grint: En uit het hemel-groen dier ruige koppen, Die schudden: ja, en neen, van woede ontzind.... Daalt daar een lied op 't bevend menschenkind, Dat van een grootsch ontzag de borst voelt kloppen: "De duizend, die zichzelf nooit wezen konden, Bezitten saam een waarheid, die hen bindt: Hun is 't geloof, dat spreekt uit duizend monden; Maar wie, wat menschlijk waar is, zelf ontgint, Voelt zich aan zich door zich alleen verbonden, En weet, dat hij voor zich slechts waarheid vindt." LXXXI HEMELVAART De rondende afgrond blauwt in zonnegloed, En wijkt ver in de verte en hoog naar boven,-- Mijn ziel wiekt als een leeuwriks-lied naar boven, Tot, boven 't licht, haar lichter licht gemoet: Zij baadt zich in den lauwen aether-vloed, En hoort met hosianna's 't leven loven,-- Het floers is weg van de eeuwigheid geschoven, De Godheid troont.... diep in mijn trotsch gemoed; De hemel is mijn hart, en met den voet Druk ik loodzwaar den schemel mijner aard', En, nederblikkend, is mijn glimlach zoet: Ik zie daar onverstand en ziele-voosheid.... Genoegen lacht... ik lach.... en, met een vaart, Stoot ik de waereld weg in de eindeloosheid. BOEK IV. DE SCHOONHEID DAAGT, MET STRALEN OM DE SLAPEN, EN AL, WAT KNIELEN KAN, VALT HAAR TE VOET. LXXXII SLUIMER Stil!--Duizend-oogig spiegelt zich in 't meir De nacht, en laat haar bleeken luchter beven, Die honderd sneeuwen sluieren doet zweven Om 't, rond de diepte rijend, rotsenheir. En Sluimer daalt, op vlinder-wieken, neer, Met wuivend rijs, waaraan de druppen beven, Die, dauwend, droom en zoet vergeten geven, En zweeft, in schaduw, peinzend heen en weer. En in mijn dolend hulkje, dat er glijdt Langs 't kabblend zilver, zet hij zich; ik zie Hem teeder-blikkend
PREV.   NEXT  
|<   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  



Top keywords:

waarheid

 

duizend

 

zweven

 

glimlach

 

eindeloosheid

 

nederblikkend

 

Genoegen

 

lichter

 

voosheid

 

onverstand


waereld
 

leeuwriks

 

floers

 
eeuwigheid
 

Godheid

 

geschoven

 

hosianna

 

aether

 
lauwen
 

troont


loodzwaar

 

schemel

 
mijner
 

gemoet

 

SCHOONHEID

 
trotsch
 

gemoed

 

LXXXII

 

waaraan

 

druppen


dauwend
 

vergeten

 
wuivend
 
Sluimer
 

rotsenheir

 

vlinder

 

wieken

 

zweeft

 

zilver

 

kabblend


blikkend
 

teeder

 

glijdt

 

peinzend

 
schaduw
 

hulkje

 

dolend

 

rijend

 

diepte

 
KNIELEN