FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38  
39   40   41   42   43   >>  
, nu hij de kim ontwaart, Die zich aan blauwe duisternissen paart, En berg en bosch en zonneglans ziet tanen. Het wolkje gaat, de wind, het water gaat: De dag heeft reeds den zonnekus ontvangen Aan de overzij der kim, waar de echtkoets staat. En ik gevoel een ongekend verlangen; Ik blijf aan 't meer, dat de' oever kabb'lend slaat... En wilde weer Mathilde aan 't harte prangen. XLVIII MACHTIGE AANDRIFT Neen, groenend woud en duizend zangerkelen! Neen, lachend meir, waaruit de lisschen doemen; Neen, rozen, wie de nachtegalen roemen!-- Ik kan niet, lokkend loover der abeelen! Gij wilt me uw zoetste vreugden mededeelen, En wellicht zult gij mij ondankbaar noemen... Mij trekt, mij trekt de schoonste bloem der bloemen: Mathilde's beeld komt ziel en zinnen streelen! Zij, die, waar 'k eenzaam was, was aan mijn' zijde, Die altijd om mij henen scheen te zweven, En 't lage deed ontvlien ten allen tijde, Die mij doet zien, wat schoon is en verheven, De vrouwe, wie ik ziel en zangen wijde, Haar moet ik weerzien... koste 't ook mijn leven!-- XLIX WAS DAT EEN LIED Zij is verdwenen in het lichtend duister, Ver in de verre verte, en nimmer keert, Goddank! helaas! die stonde, die bezeert, Bezielt, bezaligt... 't Noodlot brak den kluister, Den zachten, die twee helften samen-meert Tot een geheel van liefde, leven, luister.... Het scheidensuur van tranen en gefluister Vlamt door de ziel, die scheidend minnen leert. Mijn oog staart naar de verre nevelbanken, En staart beneveld naar den blauwen boog, Van tranen grauw... het regent op mijn handen. Was dat een lied, dat door mijn boezem toog? Die klagend-teeder-blijde vogelklanken-- Ik hoor ze, en voel ze in traan en ziele branden! L MIJN HART En met gespannen wieken hangt hij zwevend, De Sfynx, op geuren, boven de' open mond Der blonde bloem, en in den diepsten grond Der keel wringt hij de tong, naar honig strevend; En de elzen, waar zich 't geiteblad door wond, Omhelzen 't stoeiend paar, van vreugde bevend, En hen omhelst de Nacht, een wade wevend Van zilver, die om boom en bloem zich rondt. En voor heur honig koopt de bloem zich kroost; En voor 't bevruchten koopt de vlinder honing, Wanneer het duister met het maanlicht koost: Zoo wisselen zij giften en belooning, 't Geluk ontkiemt uit droefenis en troost-- Mijn hart! Mijn hart! zoo wil de minbetooning.... LI KUPRIS IN 'T WOUD Het woud, gewor
PREV.   NEXT  
|<   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38  
39   40   41   42   43   >>  



Top keywords:

duister

 

tranen

 

Mathilde

 

staart

 

vogelklanken

 

blijde

 
teeder
 

boezem

 

klagend

 
branden

zwevend

 

geuren

 

wieken

 

gespannen

 
handen
 

scheidensuur

 
gefluister
 

scheidend

 

luister

 

liefde


geheel
 

minnen

 

blauwen

 

zonneglans

 

regent

 
beneveld
 

nevelbanken

 

wolkje

 

duisternissen

 

wisselen


giften

 

belooning

 

vlinder

 

bevruchten

 

honing

 
Wanneer
 

maanlicht

 
ontkiemt
 

KUPRIS

 

minbetooning


troost

 
droefenis
 

kroost

 

strevend

 

geiteblad

 

Omhelzen

 
blauwe
 

diepsten

 
blonde
 
wringt