FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43  
>>  
En beef.... Een kreet, een gil klinkt schril en rauw: De landman, door de waatren vast-genepen, Wordt in den dood gesleurd met breeden klauw.-- LXV DE SLUIMERENDE IN 'T GRAAN De beek glijdt effen hemelsblauw door 't veld, Waar warme zonneschijn een zee van airen Doet glanzen van geel goud, en volle baren Zacht wieglen, als het koeltje er over snelt; Bij de' oever, waar een stroom van loovers helt Uit berkekruin, en schaduwen doet waren Op duizend bloemen, die ten rei zich scharen In 't woud van goud, droomt zij, wier boezem zwelt: 't Jong bloempje droomt--een glimlach vergezelt Het sluimrend zwoegen van dien maagdeboezem, Door wade niet en niet door leed bekneld; Toen heeft des zwervers geest een droom ontsteld-- "O, blonde als 't graan--o, zachte koren-bloesem! Straks heeft wellicht ook u een zicht geveld...." LXVI DE AKKER In 't korenveld, dat reeds begint te gelen, Prijkt, vol en rijp, een enk'le korenair. De gouden kuif rijst boven heel de schaar', Die golft op lage en even-groene stelen. En 't windje is bode van hun luid misbaar: "Ziet ginds dien trotsche, die ons wil bevelen! Met opzet wil hij niet in 't onze deelen: Alsof die dwaas meer dan wij allen waar'! Hoort, goede broeders, die elkaar beminnen, Wat onzer een zegt, is voor allen waar: Slecht is hij, onbehouwen en van zinnen!" Door de' akker ging een mensch en lachte, daar Hij weder hoorde en spot en smaad beginnen, En sprak: "Als deze wordt gij al te gaer." LXVII DE BURCHT IN PUIN De purpren scheemring houdt den burcht omvangen, --De glimvlieg glanst in 't mos der muur en blauwt,-- En met een gloed van liefde op rozewangen, Schenkt zij den scheidenskus aan 't puin, dat grauwt.-- De krekel sjirpt van weelderig verlangen, En de echo van het puin, die 't antwoord bauwt, Noodt den geliefde met die schrille zangen, Die aanzweeft op een wiek van rossig goud: En waar, voor eeuwen, ridderzangen klonken, Staart nu de star der liefde 't zwijgen aan, En droevig zendt ze uit schemerblauw heur lonken: En weemoed fluistert zacht door de espenblaan.... De zwerver treurt, in mijmerij verzonken, Dat het verleden is voorbijgegaan.... LXVIII HET GRAFKRUIS Haar viel de rots op 't hart, toen in zijn woede De geest des afgronds haar tot offer koos, En nedersmakte 't blok, meedoogenloos, Op wie zich zingend naar heur kindren spoedde: Nu bloeit aan 't murwe groeve-kruis de roos, Tezel
PREV.   NEXT  
|<   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43  
>>  



Top keywords:

droomt

 

liefde

 

kindren

 

BURCHT

 

spoedde

 

beginnen

 
scheemring
 

blauwt

 

rozewangen

 
zingend

glanst

 

burcht

 

omvangen

 

glimvlieg

 
purpren
 

hoorde

 
broeders
 

elkaar

 

beminnen

 

groeve


mensch
 

lachte

 

bloeit

 

Slecht

 

onbehouwen

 
zinnen
 

Schenkt

 

scheidenskus

 

schemerblauw

 

lonken


droevig

 

Staart

 

zwijgen

 

weemoed

 

fluistert

 
GRAFKRUIS
 

verzonken

 
verleden
 

LXVIII

 

voorbijgegaan


mijmerij

 
treurt
 

espenblaan

 

zwerver

 

klonken

 

krekel

 
sjirpt
 

weelderig

 
verlangen
 
grauwt