, om u gezont te
omhelzen, en mondeling te betuigen, hoe zeer ik ben,
_Uw gehoorzame Dienaar en dankbare Zoon_,
CORNELIS EDELING.
HONDERD-TWEEDE BRIEF.--Aletta Brunier vertelt haar historie aan Sara:
_zij heeft eens lief gehad_, zekeren v. S. Die had geen geld; vader
vond dat hij eerst voor geld moest zorgen. v. S. ging naar de Oost;
't ging hem goed, maar _hij stierf er_. Onder dien druk leeft ze nog.
Zekere Heer Helmers steunde haar na vaders dood.
HONDERD-DERDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ALETTA BRUNIER.
_Myne tederbeminde Letje!_
Ik weet niet, wat andere menschen _intressant_ noemen; maar voor my is
_de geheime Historie van uw hart_ zeer intressant; om dat er voor my
zeer veel stof tot overdenken, en veel leerzaams in ligt opgesloten.
Ik heb, zonder eens uwe toestemming te vragen, uw Brief aan de beste
der vrouwen voorgelezen; en zie hier, het geen zy zeide: "Het verstand
van Juffrouw Letje is my zeer toegevallen: hare liefde omtrent zulk
een Vader was alleen in staat, om haar dus te doen handelen. Indien
Letjes Vader meer vrees dan liefde in zyne Kinderen verwekt, indien hy
min redelyk omtrent een onbedagten jongeling gehandelt hadt, dan zeker
zou Letje in dat ongeluk gejaagt zyn, waar voor hy haar echter poogde
te bewaren. Ziet gy wel, myn Burgerhartje, dat men zich niet waarlyk
nuttig voor anderen kan maken, dan door reden met minzaamheid te
vereenigen? De hemel belone hare kinderlyke onderwerping aan zulk een
Vader."
_Ik_. Wel, dat wensch ik zo sterk, dat ik hier aan graag de hand wil
lenen. Een braaf hupsch man, die ik zo lief heb of hy myn Broer is,
en dien ik ook maar aan niemand geef dan aan myn Letje, hoop ik te
beduiden, dat hy met Letje veel beter te regt zal komen, dan met zo
eene stoute meid, als uwe dienares.
_Juffrouw Buigzaam_. o! Gy zyt zeer gul! een ander te geven, dat men
zelf niet verkiest!
_Ik_. Ja! ik kan immers onmooglyk al de Borsten[1] nemen, die my nemen
willen? en doe ik dan niet recht _Economisch_, als ik het overschot zo
goed gebruik als ik kan?
_Juffrouw Buigzaam_. En wie is die, zo als gy zegt, kostelyke Vriend?
Edeling?
_Ik_. Edeling! neen: dien wou ik immers voor u schikken, maar myn
lieven goejen Willem Willis. Een jongen, zo braaf, en zo degelyk, dat
niemand dan Letje hem ooit, met myne toestemming, hebben zal.
_Juffrouw Buigzaam_. Gy doet my lachen.
_Ik_. Doen schreijen zou ik
|