aag zien. Haar Broer
heb ik gekent als het olykste Salet-rekeltje, dat er op Gods aardbodem
was, maar hy wordt een heel ander mensch: ik ben ook zyn vriend; doch
Edeling, die my zegt, dat hy het beste hart van de waereld heeft, en
zo goedaartig is als een kind, heeft voor, hem een beter bestaan te
bezorgen.--Ja, ik wou wel wat zeggen, maar het wil er niet uit;
evenwel het deedt my zo goed, toen ik het hoorde, dat myne oogen
overliepen! Ik kan 't niet zwygen. Hy is het, die aan Edeling uwe
verlegenheid, door een ryken schacheraar u veroorzaakt, vertrouwde[5],
er by voegende: "Myn Heer, ik heb geen geld, anders zou ik of Letje
het al afgemaakt hebben; maar zeg het de brave vrouw nooit, dat ik het
ben, die u dit zeide:" en hy sprak van u, als of gy zyne Moeder waart.
Moet zo een jongen geen goede gronden hebben? Moet hy niet beloont
worden? Wat zegt gy? Nu schei ik uit, en ben
Uwe oprechtste Vriend,
ABRAHAM BLANKAART.
Noten:
[1] Meer dan genoeg.
[2] Cornelia Hartog.
[3] Boos.
[4] Stad bij Bethlehem. Joz. XV.
[5] Vertelde.
HONDERD-VYFTIGSTE BRIEF.
DE HEER R. AAN DEN HEER G.
_Broeder Lichtmis!_
Razent, woedent, helsch kwaadaartig over myne mislukte onderneming! In
myne eigen strikken gevangen! Maar wie kon denken, dat er een Burger-
meisje in de waereld was, die een man, zo als ik ben, tegenstand zou
bieden? Wat moet ik denken; zou er waaragtig zo iets zyn, dat deugd
genaamt wordt? Ei, wisjewasjes! Kinderlyke vooroordelen; dat is 't al,
en anders is 't niets. Nooit heb ik my zo misrekent! En niets dan schrik
kan my haar bezorgt hebben. Zie daar! daar raken de Harddravers met een
poot of drie in een der leizels, die ik bevolen had optestrikken, om
toch gereet te zyn, zo dra zy besloot my te volgen. Er was niemand op de
plaats dan de Tuinvent. Ik moest helpen of myn beste Paarden verliezen.
Ik sluit de schone meid in de kamer, verzekert, dat zy myne gevangene
moest blyven. En in dien tyd, dat ik in den stal ben, is zy 't ontsnapt.
't Is my volstrekt onbegrypelyk, want er was niemand op de Plaats dan
de kerel en ik. Ik kom weer, doe de deur open, vind haar niet, sta als
een driedubbele gek, loop het huis uit, raas, stampvoet, vlieg by Kryn
in huis; alles vergeefsch; loop naar 't Hek; ja, 't Hek was open, en ik
begreep, dat het niet voor my geraden was, haar na te zetten. Waar zy
belant is, weet de Drommel; doc
|