en ging met Snap naar het huis.
_Ik_. Uw dienaar, myn Heer Helmers! doet Abraham Blankaart u ook
belet? maar mooglyk ben ik niet by u bekent, en _onbekent maakt
onbemint_.
_Hy_. In persoon ken ik u niet, myn Heer, maar in karakter wel; gy zyt
hartlyk welkom; waaraan ben ik dit aangenaam bezoek verpligt?
_Ik_. Dat kan ik u voor de vuist, en met weinige woorden, zeggen. Ik
kom uit vryen om uw Vriends Dochter Letje:--maar, kyk zoo niet op,
niet voor my.
_Hy_. Ik zal u met genoegen horen.
_Ik_. Hebt gy den Heer Willis gekent? Hy was niet gelukkig in zyne
affaire.
_Hy_. Neen, maar ik heb een Vriend gehad; die dit met hem, en even
onverdient, was; Letjes Vader.
_Ik_. Nu althans, die man heeft een Vrouw en twee kinderen nagelaten;
(_en, toen zei ik zo veel goeds van u, dat ik het niet zeggen mag_.)
Zyn zoon is myn gunsteling, een braaf ijvrig Jongeling, by den Heer
---- op 't Kantoor; die hem als een Vader bemint. En nu kwam ik by u,
om eens te horen, of gy iets tegen een Huwlyk tusschen deeze Kinderen
zoudt hebben? Zyne moeder zal u, zo gy het bewilligt, nader verzoek
doen: want zy bemint Letje, en zou graag zien, dat haar Willem het
meisje kreeg.
_Hy_. Heeft Letje u niets gezegt van zekeren Brief?
_Ik_. Geen woord. Zy weet ook niet, dat ik naar u toe ben. Zie, ik wou
eerst weten, hoe gy er over denkt. Gy zyt haar weldoener, zegt zy.
_Hy_. Myn Heer Blankaart, Letje (dat ondervind ik op nieuw,) heeft een
zeer goed eerlyk karakter. Hare vriendschap met Juffrouw Burgerhart,
haar inwonen by de brave Weduwe, hebben haar in weinige maanden
ongelooflyk veel nuts gedaan. Ja, ik had een ander oogmerk met haar;
doch ik zal haar myne weldaden niet ten koste van haar vryheid en
geluk toedelen. Indien zy myn voorslag hadt kunnen aannemen, 't zou my
lief geweest zyn; maar, zo zy liever den Heer Willis heeft, my is 't
wel; ik moet u evenwel ook voor de vuist zeggen, dat Letje niet meer
dan twintigduizend Guldens bezit: zo veel als haar Broeder, daar ik
ook zeer wel over voldaan ben: en indien Willis nu niets heeft, dan
zie ik er niet door.
_Ik_. En ik heel wel! God heeft my gezegent, en ik ben maar een oud
Vryer, die kind noch kraai in de waereld heeft. Kom, Helmers! Letje
heeft my zo veel van u verhaalt, dat ik mag veronderstellen, dat gy
nog wel iets doen zult voor haar. Ik zal voor Willis ook wat doen. Ik
had altyd gemeent, als ik niet trouwde, myne Pupil myn goed te maken,
met zo wat Legaten aan myn oude Bedi
|