tste excusen, zei: "ik zou dit fatsoenlyk gezelschap oneer
aandoen, indien ik my onttrok, om het myne tot eene zo billyke vreugd
te doen. Wy zyn onder de Roos." De Heer Blankaart haalde de Bruid op.
Zy danste niet wel; niet zo wel, meen ik, als zy 't anders kan; en zy
verzogt hem om geexuseert te zyn. Toen moest Letje en Willem op de
baan; beiden toonden, dagt my, dat zy elkander wilden behagen.
Bruinier was onvermoeit, en gy weet, ik val ook niet heel vies van een
cabriooltje. Eens haalde ik Mevrouw Buigzaam, en danste met haar een
zeer statige Menuet; trouwens allen waren in den goeden smaak: Na een
uur dus doorgebragt te hebben, verdwenen Mevrouw Buigzaam en het
Bruidje. Hendrik bleef nog in de kamer, doch ik geloof, dat wy alleen
zyne uitwendige tegenwoordigheid hadden: De beide oude Heren gaven hem
de hand. De Weduwe kwam niet te rug, voor myn Broeder insgelyks weg
was: de vreugd ging haren gang: ten drie uuren waren de Koetzen
gereet: elk nam even vrolyk, minzaam en even vriendlyk afscheid en
ging naar zyn eigen huis.
Voor ik ga zien, of de Jonge Lieden al by de hand zyn, sluit ik
deezen. Indien ik eenigszins kan, kom ik in 't laatst van deeze week;
ik heb u wel honderd millioenen van zaken te zeggen; (nu, dat kun je
wel denken;) 't is, of ik u in geen eeuw of twintig gezien heb. Myn
vader is nu zo minzaam als altoos welmenent eerlyk: en nu durven wy
hem beminnen. Blankaart doet u hartlyk groeten, en doen alle de
Vrienden en Vriendinnen, en goede bekenden, en ik omhels u, met een
hart stikkent vol liefde. Maak myn compliment aan uwe waarde Ouders,
en aan de kleine Familie. Altoos ben ik
Uwe
C. EDELING.
Noot:
[1] Zijn "gedicht", niet veel zaaks.
[Illustratie: Nu, mijn Heer en Juffrouw, ik wenschje evenwel van harten
zegen; och, min Heer Edeling, je krijgt zulk een lief meisje;
illustratie van C. Bogerts naar teekening van J. Buys in de 1e uitgave
van 1782.]
HONDERD-EEN EN ZESTIGSTE BRIEF.--Saar en Hendrik zijn gelukkig!
HONDERD-TWEE EN ZESTIGSTE BRIEF.
MEVROUW SARA EDELING AAN MEJUFFROUW ANNA WILLIS.
_Waarde Willis!_
Weet gy wel, dat, zo ik maar iets den slag had van te kunnen grommen,
dat ik dan braaf grommen zou op u? wat was er op te zeggen? elk zyn
beurt, dat's niet te veel; en ook, kind, gy moogt ouder en wyzer zyn,
zo veel als het u zelf maar blieft, doch i
|