oor de brave menschen zorgen, die myn Engel zo getrouw geholpen
hebben; maar dit alles mondeling. Ik verlang onuitspreeklyk naar uwe
t'huis komst: en hoop, binnen agt dagen, dat geluk te hebben. Vader is
zeer vriendlyk, en heeft zelf deernis met my. Hou den braven Blankaart
te vriend, Keesje; ik vrees anders, dat gy al zoo veel met Vader zult
te doen hebben als ik! Vaarwel, myn Broeder,
T. T.
HENDRIK EDELING.
Noten:
[1] Hier: kunstmatig romantisch.
[2] Lambrizeeringen.
[3] Toonaard.
[4] Duidelijk.
HONDERD-VEERTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed heeft uit Indie _een erfenis
gekregen van_ 80.000 gulden van zekeren Jan Bern, zooals blijkt uit
de Honderd-een en veertigste brief.
In HONDERD-TWEE EN VEERTIGSTE BRIEF dankt de Wed. Spilgoed.
HONDERD-DRIE EN VEERTIGSTE BRIEF.--Papa Edeling _geeft zijn koppigen
tegenstand op_; hij is overtuigd door Blankaart.
HONDERD-VIER EN VEERTIGSTE BRIEF.--Wed. Willis feliciteert Wed. Spilgoed
en in Honderd-vijf en veertigste brief schrijft ze heel lief aan Aletta
Brunier, ook over Sara.
HONDERD-ZES EN VEERTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW DE WEDUWE WILLIS.
_Ge-eerde Vriendin_!
Nog spyt het my, dat ik zo weinig tyds te Rotterdam gehad heb. Nu, ik
heb uw Zoon dan veilig in uwe handen gestelt. Myne oogen liepen over,
toen ik zag, welk een Moedergek die Willem is. Wat zyn dat lompe
Heiblokken van kerels, die een man uitlachen, als hem eens een losse
traan ontvalt! Ik ben nu een man, mag ik spreken, die van een kind af
door 't kreupelbosch gejaagt is. Ik heb door menigen zuren appel
gebeten, eer ik zulk een man wierd, door den zegen van God, den Heer;
zo dat ik maar zeggen wil, dat ik harden[1] geleert heb: En als ik
echter daar zo een Goliath van een Luitenant, als een eikenboom, voor
my zie staan, en zyn Zoontje, dat hy in geen ront jaar gezien heeft,
hem in de armen zie vliegen; zonder dat het hem het minste aandoet;
dan denk ik, hoor jy grote Sinjeur, al bulkt gy als een stier, en al
blaast gy als een walvisch, jy bent by my, met al dat gesnoeshaan,
maar een bange bloodaart. Je zult wel dra in je hangmat kruipen. Wel,
wat hagel, moet je dan, om je kop voor 't Land te laten, geen liefde
voor je Land hebben? Zal zo een Bulderbast zyn benen onder zyn lyf
laten weg schieten, als of het zo maar bywerkje was, en dat voor
vreemden? Zal
|