sterven, om een deugdzaam meisje--op myn ziel, (_en
ik sloeg op de tafel_,) uw geloof is 't regte geloof niet!
_Hy_. Hoor, Abraham Blankaart, ik zou met al myn hart u om het Meisje
voor myn Heintje verzoeken, was zy van zyn Geloof.
_Ik_. Wel, ik wed om een Visje, dat zy van zyn Geloof is.
_Hy_. Hoe? wat? heeft zy dan haar Kerk verzaakt, en dat om een man?
_Ik_. Noch 't een noch 't ander; en evenwel ik wed met u. Zie, zy zyn
het immers daar in eens, en dat's wel een fondamenteel stuk van
eenigheid, dat zy met elkander gelukkig kunnen zyn, en dat gy het hen
maken kunt. (_Hy gaf my zo een knorrige meesmuil; en toen begon hy
weer op nieuw te zagen, en van 't Geloof, en van elk in zyn Kerk, dat
my 't bloed zo al wat begon te krieuwelen_.)
_Ik_. Nu wil ik in myn huis niet langer dat gegons verdragen. Gy zoudt
beter doen, als gy eens een Kapitteltje in Sint Jan las: die brave
Apostel zal het u zoo ouwerwets zeggen, dat gy wel voelen zult, waar
de wind van daan komt. Maar ja, de Bybel daar leest men niet in, dat
klungelt en sjouwt met Huispostillen, en Uitleggingen, die geen pyp
tabak waart zyn: en Gods heilig dierbaar woord, dat ligt, met zilveren
sloten, in het beste vertrek daar braspenningen te zweten. (_Hy
lachte_.)
_Hy_. Daar is myn hand, Brammetje; jy bent toch een man, die my lykt.
Ik moet nu myn hele les leren. Hoe moet ik dan met myn jongens leven?
want ik heb nog ergens zo een suppliant in de wyde waereld.
_Ik_. Wel, als ik zulke jongens had, en zy hadden liefde voor brave
meisjes van de Protestantsche Kerk, en zy verzogten my, om haar te
mogen hebben, wel, dan zou ik zeggen: ziet; Kinderen, dat staat my
bestig aan. Ik zal zien, dat ik elk zyn Vryster bezorg, en je allebei
in goeden doen stellen, om wat te beginnen; en dan zou ik met myn
jongens eens op 't goed succes drinken, en door myn gang lopen
tierelieren, als of ik zelf nog maar twintig jaar waar. Hoor, Jan
Edeling, dan zult gy vreugd en genoegen hebben, en je kunt voor je
dood nog Grootvader van een kleine kabauter of agt wezen.
_Hy_. Gy hebt gelyk! Ik verzoek u dan om het Huwlyk; en als ik het
zeg, meen ik het waaragtig. 't Zal my tot eer zyn, Juffrouw Burgerhart
myne Dochter te mogen noemen. Zal hy ze hebben?
_Ik_. Met al myn hart; en ik hoop, dat zo uw andre Zoon ook maar een
braaf deugdzaam meisje kiest, dat gy dan ook even redelyk zult zyn.
_Hy_. Zie, Bram, zo ben ik nu ook weer, als ik iets doe, doe ik het
terdeeg; ik hou niet van
|