deling_. Nu, daar is myn Zoon Hendrik dan verlieft op uwe Pupil. Hy
ziet er uit, of hy uit een belegerde stad komt, en mymert, en zwygt,
en ik heb gister het eens op hairen en snaren gezet, maar 't is of ik
met myn kop door dien muur wil: en hy wist my nog een hope te zeggen:
die eigenwyze jongens! Ik ben ook moeilyk[3] op hem.--Gy zegt niets?
_Ik_. Wat heb ik met uw en uw Zoons gemor te doen? Ik zie niet, waarom
ik iets zeggen zou. 't Raakt my niet; en ik _wil_ my er niet mee
bemoeijen.
_Hy_. Wat! raakt het u niet? En dat de jongen knapen zo met het Geloof
omspringen? Ei zeker, zou ik myn huis tot een Noachs-Ark, of een
Remonstrantsche Kerk maken?
_Ik_. Wel, hoe satan heb ik het? Heb je niet uitgeslapen? of maalt je
de geest? Nog eens, wat bruit my uw gekibbel met uw Zoon?
_Hy_. Wel, hy wil Juffrouw Burgerhart hebben, al is zy gereformeert.
-Ik_. Wel, ik wil haar niet geven in eene Familie, die haar niet met
liefde en achting ontfangt.
_Hy_. Wat moet ik dan doen?
_Ik_. Dat's _uw_ zaak. Gy zyt Vader. Uw gezag zal zeker met verstand
gepaart gaan.
_Hy_. En daar is nu myn Zwager, de Pastoor Redelyk, die praat even
eens als gy, en zyn Vrouw ook.
_Ik_. Nu, als je my niets anders te vertellen hebt, kon je de moeite
wel gespaart hebben, om by my te komen. Hoe ik over den Godsdienst
denk, weet gy. Wilt gy geene Gereformeerde vrouw aan Hendrik geven;
wat geef _ik_ daaroem?
_Hy_. Wel, waaroem laten wy onze kinderen dan yder in onze Kerk
opbrengen, en hun geloof leren, by Kategizeermeesters van onze eigen
Leer?
_Ik_. Om dat wy--laat ik zwygen! Hoor, Paulus is myn man. Wat zeit
die? _Onderzoek de schriften_. Dat klinkt u wat anders voor den snoet,
dan _zyn Geloof te laten leren_. Weetje wat, Jan Edeling? daar is nog
maar te veel _Papery_ onder de Protestantsche Christenen. Wy razen en
duiveljagen tegen den _Antichrist_, tegen _den Gog_ en _den Magog_,
tegen den _Paus_; en ydere Domine wil Paus zyn in zyn Kerk, en ydere
Vader Heilige Vader in zyn huis zyn. Kom aan! daar is uw Zwager (ei,
ik wist dat niet, is hy uw Zwager?) Redelyk; wel, die vrome wyze man,
zegt gy zelf, dat net denkt als ik; zo dat, ik hoef my dat niet te
schamen. Hoor, jou geloof is een enkel _toeval_; want je hebt er
magtig veel toe gedaan, hebje niet? om van Lutersche Ouders geboren te
willen worden. Wel, Jan Edeling, Jan Edeling, 't lykt nergens na: maar
dat gy uw braven Zoon, als zo een regte Nero, niemands-Vriend, van
liefde kunt zien
|