en."
Bestig, zei Pieter, en ging de deur uit. Die Jongman staat my wel aan,
Vrouw, zeide ik. "Ja, God dank, zei ze, 't is een braaf Kind, die wel
zo veel "voor zyn moeder doet, als iemand doen kan; en zwygen Juffrouw,
daar is geen schrift van." Nu, 't zal hem geen schade zyn, zei ik. Ik
deed myn gedroogde kleeren en pelise weer aan, en zei, daar goede Vrouw,
heb je een kleinigheid, tot een bewys van myn erkentenis. (_Ik gaf haar
vier Ducaten_.) "Zoo veel geld! zei ze, dat durf ik niet aannemen."
O, zei ik, spreek er niet van: ik zal, hoop ik, eens meer voor u doen.
Wy gingen toen de deur uit, en kwamen wel dra op den gemenen weg; de
Koets kwam, ik bedankte Moeder en Zoon, zei, waar de koetsier my brengen
moest, en haalde de gordyntjes voor de glazen.
Nooit kan ik u beschryven, wat er in myn geest, onder het ryden,
omging. Nu vreesde ik, nu schrikte ik voor dat zelfde, dat my deeze
laatste uuren als myn grootste geluk had toegeschenen;--om thuis te
komen! En toen wy nog maar een gragt te ryden hadden, wenschte ik
byna, dat wy eenig beletzel kregen, dat den tyd rekte. o Hoe beefde,
hoe trilde ik, toen hy stil hieldt! De klank der schel ging my door de
ziel, en, met de handen voor myne oogen, vloog ik onzen goeden knegt
voorby, naar myne kamer, zo verwart, en bedroeft, gelyk gy, myne
dierbare Vriendinnen, my hebt zien aankomen.
Zie daar een Verhaal, dat ik met de grootste naauwkeurigheid hebbe
opgestelt. Hoe gy, na het doorlezen te hebben, over my zult oordelen,
moet ik afwagten; en, indien de Heer Edeling by aanhoudenheid my blyft
beminnen, moet hy, aleer ik hem voor my kies, dit lezen. Hy moet
kunnen zien, wie ik ben, een onvoorzichtig meisje, dat geen kwaad
vermoedde, daar zy 't niet zag; en die door haren trek tot vermaken
en uitspanningen, zich in een gevaar gebragt heeft, dat op haar bederf
konde zyn uitgelopen: een meisje, dat God met tranen dankt voor deeze
Ontkoming; en dat voortaan nog meer zich zelf dan anderen zal mistrouwen.
SARA BURGERHART.
Wel nu, broeder, wat zegt gy van zo een Meisje? Moet ik haar nu nog
niet meerder achten, en tederder beminnen? Die immers zyne dwaasheden,
zo rasch hy die ziet, afkeurt, en zich zelf daar over bestraft, doet
alles, wat men eischen kan? Ik heb onder de hand laten vernemen, of de
schelm in de stad was; maar 't schynt, dat hy eerst eens wil zien, hoe
of 't afloopt. Wy bedekken alles onder een diep stilzwygen. Ik zal
v
|