hten in
den kerker te Chillon, even he! zeggen van de Jungfrau, in het
voorbijgaan, vluchtigjes, vluchtigjes hun lof schenken aan de kathedraal
te Florence, en in hetzelfde vertrek zijn (meer mag het niet heeten) als
de _Stanze_ van Rafael. En dan naar huis, met even ledig hoofd als bij
den uittocht, met uitzondering, dat er een paar hokjes gevuld blijven
met wat er van den Guide in is blijven hangen.
Zoo zijn er duizenden, en die zijn nog de ergsten niet eens, want wij
wenden gevoel voor en eenige belangstelling, of leenen die van een
ander, zijdelings bewijzend, dat die dan toch vereischt zijn.
Maar er zijn ook duizenden, die alleen reizen voor hun zinnen en wufte
ijdelheid. _Buikreizigers_ moogt gij ze noemen, of zoo gij aan de
phrenologische localisatie gelooft, _achterhoofdsreizigers_. Zij weten
alles van comfort en lekkernij, van uitspanning en uitspatting; zij
hebben vele kleederen gezien en geen menschen, en die de schoonste
kleederen droegen vonden zij ook de voortreffelijkste menschen; zij zijn
ten toppunt van geluk, als zij met graaf Polyplonski hebben gedronken,
gegeten of gereden; hunne wereld is eene groote stad of eene badplaats,
en hun levensdoel zinnendienst. Met duizenden trekken zij uit, om terug
te keeren als een ledig paaschei, aardig geverfd, maar--hol.
* * * * *
En zou ik u dan nog het recht betwisten om bang te zijn voor de vruchten
van zulk reizen?
Maar hiervan staat u niets te overkomen. Ik reis dezen keer maar met
mijn schetsboek en mijn potlood; menschen en dieren, een hek of eene
stad, kunst en zeden, het verledene en het tegenwoordige, er komt van
alles in dat boek, en er waait als vliegende bladen, van alles tot u
uit. Ik wil reizen met mijne voelhorens ver uitgestoken, en met het
honderdvoudig facettenoog der vlieg. Ik zal ook eens buiten de plat
getreden banen gaan zoeken. De bloemen en vruchten groeien niet op de
gladde heirwegen, maar daarnaast in een greppel of een ander verborgen
hoekje. Zaken en menschen zijn schier overal gelijk geworden, eene
gelijkheid ongelukkig meer door afslaan van het uitstekende dan door
verheffing van het lage verkregen. Met alles slechtende kracht gaat de
gelijkmakende werking der beschaving voort,--een nivelleeringswerk als
dat van het water, dat de hooge punten afschuurt;--overal dezelfde
kleeding, dezelfde gezichten, dezelfde manieren, hetzelfde eten,
dezelfde maatschappij, dezelfde denkbeelden. Als ik mijne mede
|