afgevaardigden, buiten drie of vier
afvalligen, tegen die van het Noorden stemden, was geen geringe factor om
de gemoederen eindelijk met politieken hartstocht te bezielen.
In die bewerking der openbare meening hebben de advocaten-publicisten eene
overwegende rol gespeeld; Gendebien, Lebeau, Devaux en hunne aanhangers,
reeds geergerd door de Taalbesluiten die hunne persoonlijke belangen
gekrenkt hadden, verwoed nog om de hardnekkigheid waarmede de regeering de
opstellers der artikels, die de handelingen van het bestuur aanvielen,
vervolgde en strafte, verklaarden een onverzoenbaren oorlog aan het
ministerie van Koning Willem.
Hadden Van Maanen en zijne collega's nochtans op zekere punten van
politieken en oeconomischen aard toegegeven, dan zou de vroegere goede
verstandhouding met de liberale partij misschien hebben kunnen
voortbestaan. Dit was het geval toen de liberalen door de Provinciale
Staten van Luik, Namen en Henegouwen, verzoekschriften aan den Koning deden
zenden om de belastingen op het geslacht en het gemaal af te schaffen. De
Koning in zijne koppigheid beschouwde dit verzoek als eene onwettelijke
daad en weigerde het in aanmerking te nemen; de Vorst wist overigens dat de
strekking der Belgische liberalen ten opzichte van een constitutioneele
regeering door den oligarchischen geest der Noord-Nederlanders afgekeurd
werd.
Het vraagstuk der vrijheid van drukpers bood aan de liberalen een gunstiger
oorlogsterrein. Dagelijks zagen zij hunne dagbladen voor de minste critiek
der bestaande verordeningen of der ministerieele handelwijze voor de
rechtbank dagen, krachtens het strenge Besluit van 20en April 1815. Zoo
werd, in Maart 1828, Ducpetiaux, opsteller bij den liberalen _Courrier des
Pays-Bas_, vervolgd om een verdediging der doodstraf, geschreven door een
referendaris van 't ministerie van justitie, weerlegd te hebben. De
publicist richtte alsdan tot de Tweede Kamer een verzoekschrift, waarin hij
tegen zijne vervolging verzet aanteekende.
Dit gaf aanleiding tot het hartstochtelijkste debat dat sedert Waterloo in
de Staten-Generaal plaats gevonden had. De jeugdige Ch. de Brouckere,
alhoewel een zoon van den gouverneur van Limburg, hekelde fel het gedrag
van het gerecht en drong aan op de afschaffing van het draconische
reglement: "Het schijnt mij dagelijks klaarder, sprak hij, dat men de pers
in de Nederlanden dooden wil. De natie echter wil bevrijd zijn van al die
uitzonderingswetten." Wel is waar beloof
|