stond Willem, door eene andere
verordening van 2en October, de heropening, mits zekere beperkingen, van de
kleine bisschoppelijke seminaries weder toe.
Andere toegevingen werden gedaan in den zin van de petities; de afschaffing
van de belasting op het geslacht werd beloofd (19en Mei 1829); den 5en Juli
werd bepaald dat op 1en Februari 1831 de nieuwe rechterlijke inrichting in
werking zou treden, dat men dienvolgens onafzetbare magistraten zou hebben.
De regeering liet zelfs een ontwerp van een gewijzigde wet op 't onderwijs
verhopen.
Maar deze toegevingen die enkele maanden vroeger met gejubel zouden
onthaald geweest zijn en die het petitionnement konden verhinderen, daar
zij de hoofdgrieven uit den weg ruimden, kwamen nu te laat. De clericalen
beschouwden deze vergunningen als eene onvoldoende afkorting; de liberalen
weigerden allen steun aan de regeering, zoolang de ministerieele
verantwoordelijkheid niet toegestaan werd. In geen enkele klasse der
bevolking telde de regeering nog vrienden.
De opening der kleine seminaries, verre van de katholieken te bevredigen,
had hunne aanspraken nog hooger gemaakt; zij eischten de algemeene vrijheid
van onderwijs, zonder toezicht. Op 4{en} November 1829 stelden de
katholieke edelen Robiano de Borsbeek, De Merode en D'Hoogvorst eene nieuwe
petitie in dien zin op; de geestelijkheid belastte zich opnieuw met het
inzamelen der handteekeningen en der kruisjes, en pastoors en onderpastoors
teekenden ditmaal aan 't hoofd der lijsten; op de 360,000 onderteekenaars
waren er 240,000 uit Vlaanderen alleen.
De schilder Geirnaert heeft ons, in een treffend tafereel, weldra door den
steendruk verspreid, de handelwijze der geestelijken in deze beweging
geschilderd. Zijne teekening wordt nog bevestigd door de beschrijving die
Schuermans en Holtius, in hunne brieven aan Van Maanen, van de
bedrijvigheid der geestelijkheid geven.
Zekere klaarziende liberalen, zooals de advocaat Napoleon de Pauw van Gent,
aarzelden niet dit petitionnement, bij de Staten-Generaal, als eene
verkrachting van art. 161 der Grondwet aan te klagen.
De clericale partij, die intusschen te Gent een Vlaamsch orgaan, _De
Vaderlander_, gesticht had, antwoordde, kort na die aanklacht, met een
vertoogschrift, dat de teruggave eischte van de goederen der
geestelijkheid, door de Fransche Revolutie verbeurd verklaard.
De polemiek der Unionistische pers van Gent, Brussel en Luik tegen de
Hollandsche _overheersching_ en te
|