an Julia was daaraan niet
vreemd. Zij handhaafde hare autoriteit met een vreeselijk geweld en haar
mond was telkens vol schrikkelijke woorden. Nooit kwam oproerlust in het
langzame hart van Johan Doxa zwellen. Hij herkende de oppermacht van
zijne vrouw en verdroeg zoetekens hare aanvallen. Zoo verdraagt het
goede riet de ruzie van den stormenden wind....
Maar alopeens--in 't putje van den winter--werd Julia ziek. Zij had, na
den zomer, een korte valling opgedaan en de vele drankmiddeltjes,
geleerde pillen en geheimzinnige baaibaden, die zij te gelijk of
overhand gebruikte, brachten haar geen beternis. Met Februari moest ze
te bed blijven liggen en het uitzicht van de kamer veranderde meteen.
Het deed Johan Doxa zeer aan, hoewel zijne vrouw door hare ziekte in
geen deele belet werd lucht te geven aan haar krakeelzuchtig gemoed.
Integendeel, zij was daarbij heviger en scherper dan vroeger, en Johan,
haar dikke man, zat dikwijls haar aan te kijken, zonder luisteren,
idioot van dubben of zeggend in zijn benauwd binnenste:--Zij is krank.
Zij moet doorgaan. Zij kan 't niet gebeteren.... En misschien heb ik
ongelijk ook?!..
Als het te hevig werd en de kinderen van Mevrouw Sikkel, op het andere
verdiep, meehuilden in koor, drumde Johan Doxa de kamer uit en zakte
stillekens de trappen af, de straten door, langs de Hooge Stad, op den
dool tonneklinkend.
* * * * *
Den Zondag van Half-Vasten kwam Anatole aan bij Johan Doxa, even na
noenstond, Anatole was de tapper van _The Old Curiosity Shop_, de
nachtbar der Bisschopstraat. Hij vond zijn vriend Doxa aan de sponde
van de gillende Julia, dewelke, seffens bij Anatole's inkomst met
aandoenlijke wanhoop te snikken begon.
--"Kijk aan!" kreet ze, "kijk aan den vadsigen leeglooper! Hij vindt dat
ik niet gauw genoeg dood ben!... Hij wil een handje toesteken!... (tot
Doxa) Wat zegt ge?... Wat zegt ge?... Overdreven? (tot Anatole) Ge hoort
het zelf: De woestaard zal staande houden dat ik overdrijf! Nee! dat
springt de gaten uit! Hoor hem aan, Mijnheer, hoor hem aan, om de liefde
Gods!... (poos tot Doxa) wien heb ik van morgen om lijzemeel gestuurd en
wie is met een pakje macaroni teruggekomen?... (tot Anatole) 'k moet
lijzemeel pap onder mijn ribben leggen, Mijnheer, van den doctor ...
(tot Doxa) wien heb ik klokslag tien om een rolmops gesmeekt (tot
Anatole) voor mijn flauwe maag, Mijnheer! (tot Doxa) en wie is na
twaalven, weergekeerd met een pla
|