hij niets wilde betalen? Wel lieven-adieu! hij had lust om de geheele
wereld op te koopen!... Er werd besloten dat ze zouden mosselen eten en
patates frites. En zij zaten nu in de friture-kroeg.
--"Pff!" deed Johan Doxa, "ik weet niet eens wat wierook is."
De andere maagd ging met haar klein wipneusje over zijne mouwen
snuffelen.
--"Neen," zei ze, "'t is eau de Cologne--ge hebt al-ze-leven in fijne
gezelschap gedineerd."
Hij pinkoogde geheimzinnig, als om te laten onderstellen dat hij nog
veel erger had gedaan, en liet daarna fier zijne borst opzwellen.
Als ze gegeten hadden, merkten de meisjes dat ze dorst kregen, Johan
trok met haar naar het "Kapiteintje" waar ze geus dronken, en naderhand
in den "Moriaan" waar hij trakteerde met krieken-lambic. Nauwelijks had
hij daar de derde flesch besteld, of een troepje wallebakken kwam
dansend binnengesprongen, vergezeld door een klein straatorkest--met
name een harmonica, een piston en een triangel. Ze dansten feestelijk de
herberg tweemaal rond en schaarden zich dan, rood van pret, bij den toog
om schuimende streepkens faro te zuipen. Johan Doxa stond plots recht en
riep:
--"Een pint geus voor heel de Kompanie!"
Het docht hem dat zijn gansch wezen openging. De woorden die hij
geschreeuwd had bleven trillen door zijn lichaam, als op pezen van
metaal. Hij viel neer op zijn stoel en zweette een beetje. De jonge
paren keken om en naderden de tafel waar hij zat gelijk een, die,
bedwelmd, zijne eigene troonplechtigheid bijwoont. Hij kreeg eene
ovatie....
Nu begon, van taveerne tot taveerne, eene processie die waarlijk niet te
beschrijven is. De muziekanten stapten voorop. Dan, met de voornaamheid
van een paasch-os, Johan Doxa, geflankeerd door de twee mooie
marolle-deernen. Dan de woeling der uitgenoodigde menigte, die steeds
aangroeide. Kinderen huppelden ommendom, de handen zwaaiend omhoog. In
den beginne zong men allerhande liedjes, maar weldra, om zooveel lawaai
mogelijk te maken, ging zich het repertorium beperken bij een en
hetzelfde couplet, dat iedereen goed kon en dat onvermoeid weer en terug
en altijd werd aangeheven:
/*
En een dikke pens
En een snee van 't verken,
Boerenleven dat is plezant!
Boerenleven dat is plezant!
*/
Er geraakten diep-dronken menschen in het gezelschap. De piston, een
blonde reus, had vrijwillig op zich de verantwoordelijkheid van het
behoud der orde genomen, en meermaals was hij tot zijn leedwezen
verplich
|